Menig beroep, ambacht of roeping is inmiddels verdwenen of behoort bijna tot het verleden. Middels enkele artikelen wordt geprobeerd om de laatste herinneringen over deze ‘ouderwetse’ dagbestedingen aan de vergetelheid te ontrukken nu het nog kan. Achelaren –of personen die in Achel werkten- vertellen over hun dagelijkse arbeid in het verleden.
U wordt meegenomen naar boeiende vertellingen van de wever, de mijnwerker, de huisslachter, de douanier, de moeder van het hele grote gezin of noem maar op.
Sprokkels
Om het verhaal te schrijven over de eerste garage in Achel, raadpleegden we het stamonderzoek (1974) door Fernand Tutelaars van het geslacht Tuteleers en gingen we te raad bij Gabriel (Gaby) Tutelaars, (Neerpelt) zoon van Jan Tutelaars (garagist) en bij Albert Tutelaars, (Genk ) broer van Jan Tutelaars. De gegevens hebben we onderverdeeld in vier hoofdstukken.
- Het geslacht Tutelere,Tuteleers,Tutelaers, Tutelaars.
- Hendrik (Driek) Tutelaars vader van Jan.
- Jan Tutelaars eerste garagist in Achel.
- Albert Tutelaars broer van Jan.
1. HET GESLACHT TUTELERE, TUTELEERS, TUTELAERS, TUTELAARS
De gemeente Gingelom bij Sint Truiden zou de bakermat zijn van deze familie met als stamvader Geert Tutelere (1394 – 1450). Hij was drager van een wapen (zegel). Dit zegel vond men terug aan een keure (1401) van het Sint-Janshof waarin Geert Tutelere vermeld werd als schepen van Gingelom en laat van het Bartholomeushof. Het wapen (zegel) bestond uit een schildhoofd van drie punten met daaroverheen een schuinstaak. Bij verder onderzoek zal blijken dat de meeste afstammelingen meiers of laten (pachters) waren van boerderijen. Enkelen waren lid van een schepenbank.
Begin 17de eeuw verdwijnt de stam Tutelere uit Gingelom onder de invloed van de Tachtigjarige Oorlog die in onze streken tot een algemeen volksverzet leidde tegen de Spanjaarden, met als gevolg, dat vele families uitweken naar andere oorden.
Zo kwam de familie onder de naam Tuteleers terecht in Kersbeek en Hooglede, dorpjes gelegen ten noorden van Tienen. Gijsbrecht Tuteleers huwde er in 1552 met Margareta Morren.
Familiewapen van Gijsbrecht Tuteleers 1: in hermelijn met twee dwarsbalken 2: in zilver met gouden wiel met erboven een in gehoekt rood schildhoofd van twee stukkenHet definitieve familiewapen van Gijsbrecht Tuteleers dateert van 1534. Het is gedeeld: Deel I: uitgevoerd in hermelijn twee rode dwarsbalken. Deel II: uitgevoerd in zilver met gouden wiel met erboven een in gehoekt rood schildhoofd van twee stukken
Nakomelingen bewoonden ook de boerderij “Den Borneusel” te Kersbeek. De afstammelingen zijn vooral landbouwers, pachters. Maar ene Gregorius Tuteleers (°1644 - †1717) was zelfs abt van de Benedictijnenabdij Sint-Laurentius te Luik. Hij droeg de hoogste geestelijke waardigheid na de Prinsbisschop van Luik.
Een afstammeling van Gisbertus Tuteleers, nl. Johannes-Francis Tuteleers, geboren te Hooglede in 1787, werd goedgekeurd om soldaat te worden onder Napoleon maar deserteerde in 1810. Tijdens het Nederlands bewind dook hij in 1820 in Lommel op. Hij week uit naar Nederland, huwde in Riethoven met Anna Maria Kokx en vestigde zich in Luyksgestel. Hun zoon Bernard werd in de geboorteregister onder de naam Bernard Tutelaers genoteerd en in zijn overlijdensakte werd Johannes-Francis als Tutelaers i.p.v. Tuteleers vermeld. De kinderen van zijn zoon Bernard Tutelaers - wonende in Bergeyk - werden ingeschreven onder de naam Tutelaars. Zo ook Hendrik, alias Driek Tutelaars, vader van Jan. Dat aangeven op het gemeentehuis gebeurde door buurtbewoners vandaar dat het wel eens fout liep zoals hier.
Zo komen we van Tutelere (Gingelom), Tuteleers (Kerkom), Tutelaers (Lyuksgestel) tot Tutelaars (Bergeyk en Achel). De voorvader Johannes-Francis Tuteleers woonde sedert 1939 in Nederland en zijn kleinzoon Driek Tutelaars zal na 53 jaar de grens weer in de andere richting oversteken, in de overtuiging een volwaardig Nederlander te zijn.
Het is moeilijk te begrijpen dat deze man niet wist of wilde weten dat zijn grootvader een echte Belgische Brabander was.
2. HENDRIK (DRIEK) TUTELAARS, VADER VAN JAN TUTELAARS
Hendrik Tutelaars * Bergeyk 05.05.1979 † Hasselt 21.03.1945
Anna Maria Das(echtgenote Driek Tutelaars) * Neerpelt 20.02.1882 † Hamont 16.03.1947Hendrik (Driek), geboren in Bergeyk op 5 mei 1879, is de zoon van Bernard Tutelaers – Petronella Van den Boer. Hij verliest op 11 jarige leeftijd zijn ouders. Hij verlaat zeer jong als wees, samen met zijn broer Frans zijn geboortedorp Bergeyk in 1892. In Lommel gaan ze op een boerderij werken en worden aldaar in een gezin opgenomen. Op 10 mei 1901 huwt Hendrik (Driek) in Neerpelt met Anna Maria Das, geboren te Neerpelt op 2 februari 1882. Driek werkte toen op Overpelt-fabriek.
Het gezin Driek Tutelaars-Das bouwde in 1911 in Achel een woning waarin ze aan de Quatre Bras een café uitbaatten (later Café Pier Stienaers). Achter het huis bouwde hij een schuur met stal voor zijn vee. Met een grote korf voor op zijn fiets kwam men Driek in de wijde omgeving tegen want hij verkocht konijnen, varkenskoppen, varkenspoten enz. Hij deed zijn naam alle eer aan, want het beroep van ruilhandelaar - mogelijk in de betekenis van sjacheraar of leurder - zou een van de naamsverklaringen zijn van de familienaam “Tuteleers”. Voor het huis stond in de jaren 1930 een Texaco-benzinepomp dus benzine verkopen was ook een van zijn inkomens.
Het gezin Driek Tutelaars telde 10 kinderen waarvan vijf dochters die het café draaiend hielden met bier tappen en borrels schenken. In dat café stond ook een orgel die met munten van 10 centiem bediend werd. Men noemde hem “de knepkesurgel”.
Het gezin Driek Tutelaars- Anna-Maria Das 1ste rij: Albert, Anna-Maria Das (moeder) Maurice (op schoot) Frans. Staand 2de rij: Emelie, Mathilde, Maria, Bernardina, Jan, Harrie, Philomène.
Een anekdote, typisch voor Driek Tutelaars: het was Achel kermis en de danstent van Louis Meylemans mocht van de pastoor niet in Achel staan, De danstent was een zogenaamd “oord van zedenverwildering”. Louis Meylemans kwam zijn beklag maken bij Driek Tutelaars in het café en Driek zei: «Kom hier maar in de wei naast mijn café staan». Zo gebeurde het en dat jaar kwam de jeugd niet naar de kermis in het dorp, maar ze kwamen dansen in de tent aan de Quatre Bras. En Driek zijn café zat ook stampvol.
In 1934 kocht hij van graaf Alfred Cornet de Peissant in de Dorpsstraat in Achel een oud pand en bouwde er weer een café. Hier woonde het gezin tot 1938. Daarna woonde er zijn zoon Harrie Tutelaars – Betsy Van der Paelen en later had hier Jaak Daemen een kleermakerij en ijssalon.
Driek Tutelaars verhuisde in 1938 naar de Lazerijstraat in Hasselt. Hij verongelukte op 66 jarige leeftijd. Hij kwam in 1945 in Zonhoven met zijn fiets onder een legervoertuig terecht. Hij en zijn vrouw Anna-Maria Das liggen op het kerkhof in Achel begraven.
3. JAN TUTELAARS EERSTE GARAGIST IN ACHEL
Jan Tutelaars, geboren te Neerpelt op 19.02.1902 als zoon van Driek Tutelaars, werkte in garage Jonckers in Valkenswaard. Hij huwde met Maria Schroër uit Budel.
De Quatre Bras richting Neerpelt rond 1930. Vooraan rechts café Gust Kaers, er achter rechts het café Driek Tutelaars met auto’s bij de benzinepomp.Het gezin Jan Tutelaars – Maria Schroër bouwde aan de Peerderbaan in Achel in 1932 een woning op perceel A 611 D; aannemersprijs 37.000fr. Het was een blokhuis met diamantkap in pannen en een achterbouw, voorzien van een zadeldak met pannen. (Nu Thomas Watsonlaan 92; tankstation Marleen).
In de crisisjaren van de jaren dertig in de vorige eeuw werden de Belgische werklieden in Nederland massaal afgedankt. Ook Jan Tutelaars, werkzaam in garage Jonckers, kreeg zijn ontslag. Jan bouwde in 1938 tegen zijn woning een garage van 5,50 m bij 13,10 m in stenen muren, met hellend dak in eterniet golfplaten. De garage was voorzien van volgende werktuigen: een slijpsteen van 500fr., een compressor van 11.500 fr. en handgereedschap: sleutels, hamers, beitels en tangen. In 1942 werd de garage verlengd naar achter met 9,55 m en in de gevel werden stalen ramen geplaatst. In 1948 werd achter de garage een berging bijgebouwd in baksteen, met een lengte van 9,40 m en een naar achter afhangend dak in eternieten golfplaten. De garage diende voorlopig meer als werkplaats voor herstelling van fietsen, bakfietsen, triporteurs van ijsventers, bakkers en andere bestellers-aan-huis. Jan herstelde ook motorfietsen (o.a. van dokter De Bond) en sporadisch een auto want wie had in die tijd (1935) in Achel een auto: secretaris Lambert Crooymans, Allidor de Wilde, postmeester Remy Van Meensel, Baron Pecksteen, Frans Schellens (rode Ford) en later ook dokter De Bont. Ook Jan Tutelaars kocht een oude personenwagen Chevrolet van bouwjaar 1931. Deze Amerikaanse slee werd gebruikt als taxi bij o.a. trouwfeesten en communiefeesten.
Jan Tutelaars
Maria SchroërOndertussen was zoon Gaby - eerst als leergast van 14 jaar en later bijgeschoold door vader Jan - als volwaardig garagist opgenomen in het bedrijf. Zij bleven niet bij de pakken zitten en bouwden op een oude Fordvrachtwagen een dichte laadbak. Met deze kleine vrachtwagen deden ze in opdracht van weverij “Tissage de Velours” van Frans Schellens het vervoer naar het station van Achel of naar Eindhoven. Ze kochten ook nog een grotere vrachtwagen, merk Chevrolet, waarmee ze zwaardere vrachten voor Schellens vervoerden naar o.a. Ninove en Gent. Met deze grotere vrachtwagen deden ze ook verhuizingen van inboedels. Omdat de oude personenwagen Ford van Frans Schellens onherstelbaar was geraakt verhuurde Jan zijn Chevrolet aan de firma Schellens, chauffeur van dienst was toen Frans Didden.
Garage Tutelaars anno1938; de eerste garage in Achel
In de oorlogsjaren werd de personenwagen Chevrolet verstopt onder stro en een mutsaardmijt achter in de hof (de wielen werden er afgedraaid). Na de oorlog werd hij weer heelhuids vanonder zijn schuilplaats gehaald. Men vond toen ook nog vier niet ontplofte handgranaten tussen de stapels hout. Jaak Goossens, lid van de witte brigade, kwam deze ophalen met de fiets en reed ermee over de hobbelige kasseiweg naar het gemeentehuis. Ge moet maar durven met zulk gevaarlijk spul! In de oorlogsjaren werd er door Gaby meegeholpen om Engelse piloten op de trein te zetten in Sint-Huibrechts-Lille. Ook werd er natuurlijk gesmokkeld maar dan met de fiets want de auto stak onder de mutsaarden.
Men smokkelde o.a. tabak, die nat gemaakt werd om meer gewicht te hebben. Deze moest in Woensel gehaald worden, maar als er te veel water in zat werd hij ook weer terug gebracht. Het gebeurde ook wel eens dat aan de Achelse Kluis een Duitse soldaat van wacht omgekocht werd.
De pijl wijst naar de pijp waarlangs kraaienpoten op de weg werden gestrooid.Na de oorlog, toen de botersmokkel floreerde, kreeg garage Tutelaars veel opdrachten om oude Amerikaanse personenwagens om te bouwen tot echte gepantserde smokkelwagens. Tientallen Amerikaanse, meestal zwarte personen wagens, o.a. Buick, Chevrolet en Chrysler, werden gepantserd. De bekleding werd verwijderd en in de plaats kwamen stalen platen. Achter de zitplaats van de chauffeur werd ook een stalen plaat gemonteerd en de wielen werden vervangen door wielen van legerjeeps. Een kachelpijp werd achter de zitplaats van de chauffeur gemonteerd die onder aan de achterzijde van de wagen uitkwam.Door deze pijp konden de kraaienpoten op de weg worden gestrooid. De blinkende bumpers werden verwijderd of zwart gespoten zodat ze in de duisternis bijna onzichtbaar werden, want het smokkelen gebeurde vooral ’s nachts. De grote vrachtwagen Chevrolet werd ook ooit overdag gebruikt om smokkelboter te vervoeren. De douanen hadden geen argwaan omdat men dacht dat er vrachten voor Schellens werden vervoerd.
In 1947 begon Garage Tutelaars met depannage van accidentwagens met de Ford vrachtwagen, want in die tijd was er nog geen ambulance of brandweer om daarvoor in te zetten. Niet alleen werden de auto’s met de vrachtwagen vervoerd, maar ook gekwetste personen werden ermee naar het hospitaal in Neerpelt gebracht. Je kan wel denken onder welke omstandigheden dit gebeurde. Voor onze streek was Tutelaers de enige depannagedienst, zodanig dat hij tot 200 opdrachten per jaar moest uitvoeren met zijn depannagewagen. Zelfs op een nieuwjaarsnacht moest hij elf maal uitrukken bij ongevallen. Tot heden heeft hij zes depannagewagens gehad en dat heeft Gaby nog gedaan tot twee jaar geleden. Op zijn tachtigste is hij er mee gestopt. Hij heeft met opzet zijn rijbewijs voor vrachtwagens laten verlopen anders bleef hij het nu nog doen.
DAF 600Op 22 dec. 1958 is garage Tutelaars verhuisd naar Overpelt waar Jan een nieuwe garage bouwde in de Leopoldlaan (toen “de lange kiezel”). Na twee jaar werd in 1960 de garage overgenomen door zijn zoon en schoonzoon. Zoon Gaby, gehuwd met Berta Peeters en schoonzoon Jan Vestjes, gehuwd met Maria (Mieke)Tutelaers; dochter van Jan. In 1959 werden ze officiële verdeler van DAF 600 Variomatic. Het moeilijk koppelen en schakelen bestond niet meer. Kostprijs van deze Daf 49.500 fr ( 1237,50 €).
Herstelling, uitdeuken, schilderen, smeren van alle wagens gebeurde stilaan allemaal in deze garage waardoor werkzaamheden in de garage in Achel in 1960 werden stopgezet.
De garage in Achel werd van mei 1966 tot 31 december 1971 verhuurd aan Jean Hendrikx. Deze opende op 01 januari 1972 een nieuwe garage op de Hamonterweg en hetzelfde jaar werd de garage te Achel verkocht voor 700.000 fr. aan Pierre Steyvers – Salmans; een Nederlandse handelaar in auto’s en antiek. Hij legde een nieuw dak op de garage en bouwde ze om tot magazijn voor handel in auto’s en antiek. De achterste werkplaats werd paardenstal. Vanaf 1985 is er het modern service- en tankstation Marleen gevestigd, eerst uitgebaat door Laurens Daemen - Marleen Eerdekens waarbij de garage diende als werkplaats voor machines voor grondwerken en in 1998 is ze aangekocht door vennootschap (TMY) Yvo Truyens- Marleen Lousbergs die er momenteel “Tankstation Marleen” uitbaten.
Gaby TutelaarsTot 1964 bleven Jan Tutelaars - Maria Schroër en Jan Vestjes -Tutelaars in het huis in Achel wonen. Jan Vestjes - Maria Tutelaars bouwden in 1964 in Overpelt naast de garage een huis waar ook Jan en zijn vrouw bij introkken tot aan hun overlijden. Maria Schroër overleed in Overpelt op 07-11-1985 en Jan Tutelaars overleed in Neerpelt op 14-01-1991. In 1989 werd de garage verkocht en Gaby opende in Neerpelt in Dummerveld (Damesheide) een garage. Nu baat Marcel Verhoeven, gehuwd met Marie-Jeanne Tutelaars, dochter van Gaby, deze garage uit.
Gaby is ook nog muzikant, vanaf zijn jeugd speelde hij op zijn accordeon voor vrienden en hier daar trad hij bij feesten ook wel eens op. Sinds enkele jaren heeft hij zijn accordeon vervangen door een keyboard, waarmee hij ook regelmatig bij bejaarden of privé uitgenodigd wordt om te komen spelen.
4. ALBERT (BOEL) TUTELAARS (BROER VAN JAN)
Van de tien kinderen van Driek Tutelaars is Albert als enige nog in leven. Een kranige negentiger en boeiend verteller over zijn vader, wat we hierboven weergaven, maar ook zijn levensverhaal is de moeite waard om er ook wat over neer te schrijven.
Terwijl vier van de vijf dochters van Driek Tutelaars, Mathilde (Achel), Francisca (Achel-Statie), Emelie (Hasselt) en Petronella (Valkenswaard) een café uitbaatten, waren de zonen Jan, Harrie, Maurice, maar vooral Albert geboren met een technische knobbel. Albert - geboren te Achel op 29 maart 1918 - volgde enkele jaren technisch onderwijs in Overpelt en verder specialisatie hij zich in elektrisch lassen in Eindhoven. Hij begon zijn loopbaan in Overpelt-fabriek in 1938. Op aanraden van de directeur kreeg hij werk bij de “Société de beton” in Hasselt. Hier werd hij ingezet als duiker bij de bouw van sluizen en dijken en bij baggerwerken.
Hij heeft meegeholpen aan de wederopbouw van bruggen, sluizen en dijken die oorlogsschade hadden opgelopen. In Duinkerke werd hij ingezet om de pier en de haven te herstellen met kranen die door Albert zelf waren gebouwd. In 1948 geraakte hij zonder werk en bouwde in de garage van broer Jan de eerste kraan op een vrachtwagen. Met bescheiden middelen werd ze gebouwd, uniek voor die tijd!
Eerste kraan op een vrachtwagen, gebouwd door Albert Tutelaars (naast de kraan) in de garage van Jan Tutelaars ( Jan achter het stuur)
Albert Tutelaars, broer van JanMet deze kraan ging hij voor grote aannemers kelders uitgraven o.a. in Hasselt en Genk. Ook werd de kraan ingezet bij wegenwerken in de omgeving van Tienen. In 1950 ging hij werken bij het bedrijf Citra in Parijs “Compagnie industriel de travaux “als hoofd van de service entretien (onderhoud dienst). Hij was verantwoordelijk voor het onderhoud, de opbouw en de afbraak van de machines die gebruikt werden bij grote werkzaamheden. In 1950 ging hij naar Parijs om te werken bij het bedrijf Citra: “Compagnie industriel de travaux“ als hoofd van de service entretien (onderhoudsdienst). Hij was verantwoordelijk voor het onderhoud, de opbouw en de afbraak van de machines die gebruikt werden bij grote werkzaamheden. Hij werd uitgezonden naar Marokko voor wederopbouw van de vissershaven, Algerije voor de aanleg van de pier en voerde ook nog werken uit in Tunesië, Ceylon, Indonesië, Vietnam… Bij de aanleg van een spoorlijn door de brousse in Congo raakte hij, in 1962, gekneld onder een bulldozer en liep er een zeer erge verwonding op aan zijn been. Na een jaar van hospitalisatie in Parijs moest hij bij die firma ontslag nemen.
Hij bouwde een huis in Zutendaal en ging enkele jaren werken als raadgever bij de opbouw van baggermolens voor grindwerken in Maasmechelen. Van 1966 tot 1978 werkte hij bij de firma Kumpen waar hij de leiding had in het atelier. Hier eindigde ook zijn avontuurlijke loopbaan. Nu woont Albert Tutelaars in de Hooiweg in Genk.
Merken we op dat in het verder nageslacht van Hendrik (Driek) Tutelaars en Maria Das (ouders van Jan) geen mannelijke naamdragers meer zijn in de toekomst. Het zijn de nakomelingen van Frans Tutelaars – de broer van Driek die samen met hem als wees naar Lommel kwam in 1892 - die nog voor het nageslacht in België zorgen.
Harrie Stienaers
EEN AANKONDIGING IN DECEMBER 1978.. : GEBOORTE VAN ' t MOLENHUIS !
Toen Zjan met Marie trouwde , kwam hij in Achel wonen, in het huis van Mie Guys. Dit oude gevelhuis, zoals vele andere in het dorp afgebrand in 1880 bij de grote dorpsbrand, was heropgebouwd en lag gunstig tegenover het gemeentehuis en het Vredegerecht.
Eerst was Zjan Thijs diamantslijper geweest in Pelt en daarna koetsier bij de familie Keelhoff te Neerpelt, maar eenmaal getrouwd hield hij een winkel in " koloniale waren ", een handel in eieren en lindebloem, met daarbij nog een dorpscafé dat later "In de 3 Molenstenen" werd gedoopt.
Hij zag het probleem van het malen in Achel, waar de boeren met kar of kruiwagen naar het verre en oude " Mulke" voeren of naar de watermolen in Lille. Wel kwam in 1920 een "vuurmolen" aan de Quatre-Bras (een molen aangedreven door een stoomketel), maar zodra ook Achel elektriciteit kreeg (1923), liet Zjan een elektrische molen bouwen (1924). Enkele jaren nadien werd deze gevolgd door een molen van Jan Willems.
Het ging de molenaars voor de wind, zoals het hoort ! Toch was het vooral de lindebloem ( in Achel vrij veel geoogst) die plots zeer sterk in prijs steeg(verteld wordt dat dit kruid werd gebruikt bij medicijnen tegen de Spaanse griep) en Zjan "veel zaad in het bakje bracht".
Zo schreef L. STERKEN in « Het Belang » op donderdag 11 november 1948.....over Pier Van Lishout de zoon van Antoon Van Lishout en Marie Guys.
DE GLORIETIJD VAN « DIKKE PIER » TE ACHEL.
.....
We trekken er dan op uit... naar Achel, waar Dikke Pier de grootste broek nodig heeft.
Feitelijk heet hij Petrus Van Lishout, gepensioneerde spoorwegarbeider. Zijn burgerlijke stand vermeldt : geboren te Achel op 5 mei 1875 en gehuwd in 1907 met Petronella Lemkens , « na 15 jaar verkering » maar dat staat niet in het eerbiedwaardig boek. Hij woont
in de Eindstraat op nummer 30 te Achel.
Van die verkering gesproken ! Pierke (zo noemt Van Lishout zichzelf) beweert met zijn huwelijk juist op tijd te zijn gekomen. » De pastoor vroeg mij 10 frank voor de ceremonie, zegt hij maar ik dong 5 frank af en hij was ook tevreden. Hij meende commercant te zijn. »
Pier is altijd een ferme knuppel geweest. Toen hij trouwde woog hij reeds 90 kg.De aard zeker ? Zijn moeder immers had ook 250 pond als tegengewicht nodig. En dan een maag !
Georges Cornet de Peissant de Theux de MeylandtMeestal noemden ze hem "het grafke", want hij was maar klein van gestalte, maar anderen spraken steeds van "Menhier de Graaf".
Want hij behoorde eigenlijk tot de hoge adel en was geboren te Brussel op 10 april 1872
als zoon van de dochter van de beroemde graaf de Theux, de eerste minister van het jonge België en bijzondere vriend van koning Leopold I.. Zijn naam was dan ook Georges Cornet de Peissant de Theux de Meylandt. Een hele mondvol! Hij was meer dan 25 jaren burgemeester van Achel, Provincieraadslid en Senator.
Een bijzondere figuur die zich graag "de grootste boer van Achel" noemde. Want hij beschikte over twee paarden en een muilezel. Een relict van het Engelse leger uit de oorlog van 1914-18. Op zijn wateringen had hij daarenboven bijna 200 man aan het werk.
Eigenlijk was hij uit de grote oorlog teruggekeerd als Officier-Oorlogsvrijwilliger.
Heemkundekring Achel heeft alweer nieuwe plannen : dit keer voor een extra-markering van de grenslijn aan de Achelse Kluis. Als voorsmaakje dit artikel.
De landsgrens heeft eeuwenlang een stukje welvaart betekend , voor vele gezinnen een welkomen ' extra-boterham' .
Onuitputtelijk zijn de gekleurde en opgesmukte, nare en treurige verhalen van alwat zich aan beide zijden van 'de meet' afspeelde : jammer genoeg nooit opgetekend.
De hoge grensbocht aan grenspaal nummer 179 was een van de zeer gevoelige zones : zowat een raakvlak van Schaft, Valkenswaard, Leende, Heeze, Budel met Achel, Hamont. Het lag als een wig in een schraal woongebied in het Noord-Brabant : verbonden door een moerassige strook van de Warmbeek (Tongelre) en gescheiden door eindeloze barre heide en vennen en de vroenten van de dorpen : niet alleen bewoond door konijnen, hazen, waterwild en schapen maar .... doortrokken met kranige moedige ondernemende mannen als listige smokkelaars of 'ijverige' douaniers : een nooit aflatend kat-en-muis spel.
Detail uit een werk van BreughelDe melaatsheid was in het oosten reeds gedurende de Oudheid bekend. Onze streken werden er vooral door geteisterd van de 11e tot de 15e eeuw.Deze gevreesde en besmettelijke ziekte werd blijkbaar door de kruistochten in Europa algemeen verbreid.
Zij wordt verwekt door een bacil die zich zeer langzaam in het menselijk lichaam ontwikkelt en vooral te vinden is in het neusslijmvlies van de zieke. Langs het kleinste wondje dringt zij in het lichaam binnen. Als symptomen vernoemt men : het verschijnen van bruine en donkere vlekken op de huid, gevolgd door knobbels die als afzichtelijke zweren openbreken. Het weefsel wordt vernietigd zodat zelfs vingers en tenen worden afgestoten. Dikwijls wordt ook het zenuwstelsel aangetast hetgeen met vreselijke pijnen gepaard gaat.
klepper"De kleppers" : zo noemde men tot voor kort de misdienaars die op de 3 dagen voor Pasen hun ronde deden in de parochie.Ze waren tien,elf,twaalf jaar, hadden het ganse jaar de vroegmis gediend, de zondagsdiensten, dopen ,huwelijken en begravingen meegemaakt, ook de kerkgangen...en de maandelijkse communie gebracht bij de zieken ...de heilige olie helpen brengen als er iemand bediend moest worden...Ze waren echte hulpjes voor pastoor en koster.Het was alles inzet en pro deo.
Eenmaal in het jaar, namelijk op het einde van de vastentijd wanneer de klokken zwegen op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag kwamen ze in de belangstelling in en buiten de kerk met hun houten ratels met enkele rituele klepmelodieën.
De Waag - AchelDe verwoesting van de grote burcht van Grevenbroek door Marlborough in 1702 bracht voor onze heerlijkheid een bijzondere situatie.
De zetel van het traditioneel gezag was er nu niet meer. De heer van het domein kon slechts nog in zijn jachthuis Ghenebempden bij Catharinadal verblijven. Het moet een leemte geweest zijn die vooral voelbaar was in het beheer van de banale molens. Het molenrecht moest toegepast worden, de beek moest regelmatig geveegd worden enz. De verboden handmolens dienden opgespoord...
Op 21 maart 1749 had Prins-Bisschop Jan Theodoor van Beieren de twee banmolens in erfpacht geschonken aan baron de Hubens tegen een jaarlijkse som van 1000 gulden.
Op 23 oktober 1751 ontving deze heer nog twee hoeven van Grevenbroek samen met enkele landerijen, het terrein met de puinen van de oude burcht, alsook het jachtrecht te Achel.
Hij eiste nadien de Oude Molenweier op ( 30 bunders) , eigendom van de gemeente, omdat er vroeger sprake was van 7 vijvers van Grevenbroek en hij er in 1752 maar 6 vond.