header

 

Sprokkels

100 jaar steenkool in Limburg 1901-2001

feest van sint barbara 2Feest van St-Barbara HouthalenIn de Limburgse media wordt er dit jaar veel aandacht besteed aan steenkoolmijnverleden van onze provincie, omdat het 100 jaar geleden is, op 2 augustus 1901, dat de eerste steenkoollaag werd aangeboord te As. Pas in 1917, wanneer de meeste oude Waalse mijnbekkens over hun hoogtepunt heen waren, komt in Winterslag in Limburg de eerste steenkoolproductie op gang. Met de sluiting van Zolder in 1992 werd de Limburgse mijnbouw definitief geschiedenis. De ontginning van de steenkool was één van de meest-ingrijpende ontwikkelingen van de vorige eeuw in Limburg. In de kleine boerendorpen rezen plots monumentale bouwwerken op, die de mensen van weleer met ontzag vervulde. Tegenwoordig staan de gebouwen er nog als getuigen van die omwenteling. Dit jaar wordt er veel aandacht besteed aan de toeristische ontwikkeling van dit mijnpatrimonium.

Mijnwerkers

Maar de ontginning van de steenkool bezorgde werkgelegenheid aan de Limburgse bevolking, en de tewerkstelling nam massaal toe na de tweede wereldoorlog.
Ook Achel-Statie leverde na wereldoorlog II in verhouding met de de toen werkende mannen een opvallend groot aantal mijnwerkers.
Wat deden de mannen toen al voor de kost aan de Statie ?

Velen werkten aan het spoor, op de boerderij (boer of knecht o.a. bij Groeneweg of de Kluis), fabrieksarbeider in zinkfabriek Overpelt of Budel, sigarenfariek in Valkenswaard, Philipsfabriek in Eindhoven en bij weverij Tissage de Velours van Schellens. Sommigen waren dan weer neringdoener (winkelier of herbergier) en dan natuurlijk douanier.

In totaal hebben er in Achel-Statie een veertigtal mannen in de mijn gewerkt. De eerste koolputter was Arnold (Nölleke ) Vrijssen, de laatste Arno Meuris.

Nölleke Vrijssen

Nölleke Vrijssen is in 1929 gaan werken in de mijn van Zwartberg. Op 30 maart 1929 kwamen er 34 mijnwerkers om het leven in Zwartberg door de grootste mijnramp in de Limburgse mijnen. Nölleke ging dan maar veiligheidshalve ( ?) werken in Waterschei . Hij heeft er gewerkt tot 1961, toen ging hij met pensioen. Hij werd door gans de statie, familie en al zijn mede-mijnwerkers als een held gevierd. Een gelegenheidsfanfare van de Statie hield de feestvierders tot in de vroege morgen in Café « Meylemans ».
In het begin werden de koolputters slecht volk genoemd, maar op het laatste bijna de trots van het vaderland. Nölleke is op 82 jarige leeftijd na ziekenhuis in en uit met 125 procent stoflongen gestorven. (Dit schreef ons Michel Vrijssen)

Keihard werken

De manoeuver, de handlangers of eerste helpers in de nabijheid van de kolenkappers moesten de kolen wegscheppen, materiaal aanbrengen, stempels plaatsen. Deze waren genummerd en owee als er één ontbrak omdat hij onder het ingestorte gedeelte bleef zitten. De chef –porion kon dan brullen dat hij 's anderendaags geen woord meer kon zeggen. Gelukkig werden de werkomstandigheden door de veredere ontwikkeling van de machines een beetje dragelijker voor deze werkers aan het kolenfront. Maar toch het bleef uiterst gevaarlijke en harde arbeid.

Ongevallen

Inderdaad gevaarlijk werk in die donkere pijlers, met dikwijls slechts het licht van de lamp op de helm, tussen het stof en het oorverdovend lawaai van de snelschaaf, het schudden van de transportbanden, het rammelen van de kettingen, het ruisen van de koelinstallaties, het op- en afrijden van de loco's. Alles daverde en kreunde in deze donkere gangen. Enkele van onze mijnwerkers liepen erge verwondingen op : een oog of vinger verloren, breuken opgelopen, erge hoofdwonden, kneuzingen.
Jammer genoeg verloren er vier Achelse mijnwerkers het leven : Harrie Theunissen, Jan Huybers, Harrie Schuurmans en Jan Vanmol.
Deze dodelijke ongevallen gebeurde niet bij het kolenkappen maar bij het werk met de machines o.a. treintje of transportriem.

Diepte

Men stapten in liften in bakken van twaalf tot vijftien man, om te stoppen bij 707, 807,920 of 1040 meter diepe schacht. Langs de hoofdpijler , gemaakt door steenhouwers (ouvries) van grote blokken, bracht een loco(treintje) de frontwerkers kilometers ver naar hun pijler.
Die pijlers lagen dan ook nog op een andere hoogte of diepte en waren te bereiken met een binnenschacht ( (bure). Langs de hoofdschacht werd de zuivere lucht naar onder gestuwd en langs de andere schacht de vuile lucht naar boven aangezogen.

Hierachie-functies-beroepen

Bij de navraag welk werk er werd gedaan viel het op dat er niet zoveel kolenkappers (ouvries) waren onder de mijnwerkers van Achel. Daarom was het interessant om weten wat de anderen dan wel deden. Zo waren er de steenhouwers die steengangen maakten bij het kolenfront of de hoofdingangen maakten, de maneuvers of handlangers, de antriciens of stempelplaatsers, de schietmeester (boutefeu), de paswerker (ajusteur), de elektricien, de machinist bij transportband, op de loco (trein),mijnmeter, chef-porion (opzichter bij pijler), de conducteur van de veiligheid (opzichter over alle posten), de ingenieur (eindverantwoordelijke).

Organisatie

Mijnwerker-brancardiers hielpen bij ongevallen en waren daarbuiten ziekendragers en ziekenbegeleiders bij bedevaarten. Er was een afdeling Statie en Dorp . (zie vlaggen)
De viering van Sinte-Barbara (4 december) begon met een eucharistieviering bijgewoond in mijnwerkersuniform, daarna cafébezoek en eten en afgesloten met muziek en dans. Ook stapten de mijnwerkers in uniform op in processsie en droegen zij de processiehemel. Ook in de processie van Achel-Dorp was er een groep 'koolputterkens' die ieder jaar in mooi mini-uniform een groep vormden. Pastoor Huygens begon indertijd pas de middernachtmis met Kerstmis nadat de bus van mijnwerkers in Achel-Statie was aangekomen.

Vervoer

Direct na de oorlog werden de mijnwerkers opgehaald met een gammele Engelse legervrachtwagen : niet comfortabel die houten banken na een zware dagtaak. Gelukkig was dit vervoer van korte duur en reed Krist Bloemen al met een comfortabeler bus. Er was nog wel geen verwarming en de ruiten werden ijsvrij gehouden met een zakje zout. In het begin moesten ze opstappen aan de Quatre-Bras en Eind, later door bemiddeling van Richard Allen kwam de bus tot in Achel-Statie.
Omdat de meeste mijnwerkers werkten in de koolmijn van Waterschei werden ze afgehaald met de bus, maar er werkten ook enkelen in Houthalen en Zolder en die mensen namen de trein aan het station van Sint-Huibrechts-Lille.

Werktijden

Sommigen werkten in draaiende posten, nachtploeg van 22u tot 06 u., de morgenpost van 06 u. tot 14.00 u. en de namiddag van 14.00 u. tot 22.00 u. De meesten werkten in de namiddagpost, omdat de andere posten aan de Quatre-Bras moesten opstappen. Men vertrok 2 uren voor de werktijd. De morgenpost vertrok al om 4 uur, geen pretje in de winter na de fietstocht naar de Quatre-Bras en dan half verkleumd nog meer dan een uur in de onverwarmde bus zitten !

Eten

Boterhammen met confituur, een ei of kaas. Geen beleg omdat het te warm was in de ondergrond (40 graden). De boterhammen werden in papier gewikkeld en in een stoffenzakje gedaan met koordje, zodat men ze kon ophangen en de muizen geen kans gaf om eraan te knabbelen.. Soms werden de brutale muizen met de blote hand doodgeknepen.
Drinken ontbrak er natuurlijk ook niet : een grote goerde (zinken of aluminium kan) gevuld met enkele liters koffie of thee. En dan in de loop van de dag leste men zijn dorst aan de waterslang of kraan. Een eetzaal was er natuurlijk niet en men at ter plekke in de stof en hitte en soms oorverdovend lawaai, zijn boterham op.

In de mijn

Bij de aankomst kreeg men twee nummers, een koperen en een zinken.
De koperen nummerplaat hoorde bij de lamp in de lampisterie (lampenzaal). De zinken nummer gaf men af bij de lift. Men kleedde zich om : zwart ondergoed,zwarte sokken en blauwe kiel, blauwe broek, zware schoenen, stofbril en lamp. De rode zakdoek met witte bolletjes of grijze zakdoek was ook onmisbaar om regelmatig het zweet af te vegen, want het was er warm in de mijn. De steenkappers en manoeuvers werkten soms in onderbroek die ze regelmatig moesten uitwringen en hun schoenen leeggieten van het zweet en steengruis.

Het zware koolputterswerk

Hier kunnen de mijnwerkers uren over vertellen. We beperken ons tot een korte impressie. Toch willen wij benadrukken dat de echte koolputters, zijndie aan het kolenfront werkten : de steen- en kolenkappers (de ouvries) en de manoeuvres (handlangers), moeten gewaardeerd worden voor die noeste arbeid. Zij moesten meestal gebukt werken, soms zelfs kruipend omdat de kolenlagen maar een beperkte dikte hadden (0,50 m , 1,50 m.). Een taille (pijler) liep dan ook nog lichtjes omhoog of naar beneden. De kolen werden losgemaakt met een zware pikeur (pneumatische hamer) later met een ploeg of kolenschroef.

Met dank voor deze gegevens aan Miel Cox, Jozef Geerts, Jan Huybers, Leo Joosten, Jaak Plas, Frans Theunissen, Adriaan Tielemans, Michel Vrijssen, Arno Meuris.

Harrie Stienaers

 

Vier Achelse mijnwerkers verongelukten op hun werk...

 

  • Harrie Schuurmans werd geboren op 23 januari 1902 in Achel en verongelukte in de koolmijn van Waterschei op 12 augustus 1946.

Hij was gehuwd met Van der Henst en woonde in de Merelstraat ( Begoniastraat) in huis Spreeuwers.

  • Harrie Theunissen overleed ten gevolge van een ongeval in Waterschei op 23 december 1963.

Hij werkte als paswerker en loco-machinist onderrichter.
Hij was een zeer plichtsgetrouw en hulpvaardige collega en een goede vriend van ieder die hem kende.
De begrafenis, die een grote volkstoeloop kende had plaats op 27 december 1963 in Achel.
Harrie Theunissen werd geboren op 31 mei 1926 en was mijnwerker vanaf 18 januari 1949 gehuwd met Pauline Van Craenenbroek , wonend op de Kluizerdijk en vader van twee kinderen.

  • Jan Huybers geboren te Achel op 22. 12.1929 en na een Arbeidsongeval in de koolmijn van Waterschei overleden op 07. 02.1978.

Jan was gehuwd met Rosalie Tielemans en woonde tegenover de melkerij op de Hamonterweg.
Hij was vader van twee kinderen en zou een half jaar later met pensioen zijn gegaan.

  • Jan Vanmol werd geboren op 09.05.1913 en gehuwd met Regina Tielemans.

Hij woonde in de Meester Saklaan. Door een mijnongeval in Waterschei overleed hij op 14.06.1957 . Hij liet een echtgenote en drie kinderen na.

 

ACHELSE MIJNWERKERS UIT DE TIJD VAN TOEN !

LEO BITTERS Waterschei steenhouwer
HARRIE BERGS Zolder manoeuver 1952-1957
ANTOINE COX Waterschei mekanieker 1950-1965
EMIEL COX Waterschei paswerker 1947-1964
JEAN COX Waterschei paswerker
JULES COX Waterschei schietmeester 1946-1973
ANTOON COX Houthalen manoeuver
ANDRE DAEMEN Zolder manoeuver 1952-1957
ANTOON DAVIDS Waterschei manoeuver 1947-1969
PIER DIDDEN Waterschei steenhouwer
RUDI EBERHARD Waterschei veiligheidsdienst
JOZEF GEERTS Waterschei conducteur 1958-1982
JOZEF HUYBERS Houthalen
JAN HUYBERS Houthalen manoeuver 1947-
JAAK HENCKENS Waterschei steenhouwer
LEO JOOSTEN Waterschei elektricien 1953-1961
JAAK LEYNEN Waterschei steenhouwer 1940-1953
JOZEF LINSEN Waterschei steenhouwer
FRITZ MARZINZIK Waterschei kolenhouwer
JAAK MEEUWISSEN Waterschei kolenhouwer
JOZEF MEURIS Waterschei steenhouwer
ARNO MEURIS Waterschei paswerker 1976-1992
HARRIE PAESEN ? Zolder steenhouwer 1952-1957
JAAK PLAS Waterschei antricien-verbouwer 1949-1961
MATHIEU SCHUURMANS Waterschei steenhouwer
LEO SCHUURMANS Waterschei chef porion
JAN STEVENS Zolder kolenwasser 1947-1978
MIEL STALMANS Houthalen transport 1955-1965
ANTOON TIELEMANS Zolder elektricien 1951-1977
ANTOON TIMMERMANS Zolder ? kolenkapper 1921-1951
HARRIE THEUNISSEN Waterschei chef-loco
FRANS THEUNISSEN Waterschei paswerker 1952-1977
LOUIS THEUNISSEN Waterschei steenhouwer
GERRIT VAN ZON Waterschei paswerker 1951-1961
JOZEF VAN CAMFORT Waterschei manoeuver
PIER VAN DEN DUNGEN Waterschei steenhouwer 1948-1956
JAN VAN ZUYLEN Waterschei steenhouwer
GERARD VAN LISHOUT Waterschei steenhouwer
ARNOLD VRIJSSEN Waterschei kolenhouwer 1929-1961
JAN ACHTEN Houthalen kolenwasser
MARTEN DIDDEN Houthalen
JAN BANCKEN Waterschei kolenbehandelaar 1938-1970
JEF VAN ES Eisden steenkapper
PIER VAN MEENSEL Eisden
JEF VAN MEENSEL Waterschei onderhoud
JAN CUYVERS Waterschei opzichter 1950-1977
TOINE VAN HERTUM Zolder kolenwasser 1947-1977
BERT LUNENBURG Waterschei locomachinist
HERMAN LUNENBURG Waterschei magazijnier
JAN VAN HELDEN Waterschei kolenkapper
FRIED VERWEYEN Waterschei machinist
ANTOINE SCHILDERMANS Houthalen
PIER MULKENS Eisden steenhouwer 1955-1965
JEF MULKENS Eisden manoeuver 1958-1962
MAURITS NOTEN Zolder elektricien 1957-1982
LAURENT GOOSSENS Eisden kolenkapper 1939-1961
JAN HUYBERS Waterschei locomachinist 1953-1978
TIES COX Waterschei
THEO COX Zolder bovengronder
TOON DE GRAAF Waterschei garde
JEF SCHOUTEN Waterschei ouvries
MICHEL LEMMENS Waterschei kolenhouwer
JEF VAN ASTEN Houthalen laboratorium 1955-1967
WALTER CLAES Eisden magezijnier
MARTEN VAN ASTEN Houthalen betonmakerij
MICHEL KONINX Houthalen
THIEU NOTEN Houthalen steenkapper 1947-1957
HARRIE VAN DUFFEL Waterschei délegé
MARTEN EELEN Zolder koolkapper 1937-1982
MICHEL WIJNEN Zolder putrellenzetter 1952-1977
MARTIN VLASSAK Eisden ouvries-helper 1957-1960
FONS VAN MEENSEL Eisden mijnschool 1957-1966
PIER NOTEN Zolder bovengrond 1947-1968
BREEMANS THEO Zolder tekenaar
NOTEN MARC Zolder monteur 1982-1989
SEUTENS TOON Eisden kolenkapper 1956-1960
SEUTENS WILLY Eisden ajusteur
JAN VANMOL Zolder schietmeester -1957
EDUARD SCHUURMANS Eisden elektricien 1956-1965

 

1914 - graaf Cornet de Peissant vluchtte naar Eindhoven

Graaf Cornet de Peissant filteredGraaf Cornet de Peissant

philips1Brief van Anton Philips –stichter van de Philipsfabrieken - kort na het uitbreken van de oorlog in 1914 aan zijn dochter Dat er bij het uitbreken van een oorlog een enorme stroom vluchtelingen ontstaat is een gekend fenomeen. In een brief die de heer Anton Philips –stichter van de Philipsfabrieken - kort na het uitbreken van de oorlog in 1914 aan zijn dochter schreef, lezen we dat de Achelse burgemeester, graaf Cornet de Peissant ook naar Nederland vluchtte en onderdak vond in Eindhoven.

 

Zaterdag 17 october 1914

Lieve beste Anneke!

De vorige week hebben we u niet kunnen schrijven omdat we het ontzettend druk hadden met die stakkers van vluchtelingen, moeder was den heelen dag in de weer, van 's morgens tot 's nachts 2u. om al die stakkers eten te geven, slaapplaatsen te bezorgen enz. enz .

Bij ons in de fabriek gaat het ontzettend druk, we hebben het nog nooit zo druk gehad en nooit zoveel gemaakt nu de Duitsers niet meer mogen leveren in Rusland, Eng. kolonies enz.enz. komen er bij ons stromen orders binnen. We maakten deze dagen 50.000 per dag en 4000 half Watt. 't Is heerlijk voor het werkvolk. In het begin was het een heele aframing in Eindhoven of we door zouden werken of niet, dat begrijp je, maar nu worden er hooge lonen verdiend al heeft een vader geen erk op een ander fabriek (zooals sigaren) dan verdienen de meisjes nu toch ruim genoeg dat het hele gezin kan leven.

Moeder zal je morgen schrijven, daar moeder vandaag erg in de weer is geweest, en nu even zit te praten met onze vluchtelingen Graaf en Gravin de Cornet burgemeester van Achel met drie kleine kinderen en dienstbode. Het zijn aardige gezellige menschen van onze leeftijd trekken de volgende week in het huis van Smits van Oyen-Regent met nog een broer zuster en de moeder. Nu lieve Anke houd u maar goed heel veel zoentjes van uw vader.

 

Veel mensen zochten hun heil in de naburige grensgemeenten Valkenswaard, Borkel en Schaft, Leende , Geldrop, Heeze, Zesgehuchten, Maarheeze, Budel, ... waarvan het aantal geschat mag worden op een 2000-tal mannen, vrouwen en kinderen !

Ook andere Achelse families kozen het zekere voor het onzekere en kregen onderdak bij de buren in Nederland

 

1914 - Guerrillastrijd van generaal Deschepper rond Achel

deschepperGeneraal Deschepper

Vermits Noord-Limburg in de militaire tactiek van de Duitse Wehrmacht geen enkele rol speelde en volledig uit de richting van alle militaire bewegingen lag, was het hoogst onwaarschijnlijk dat in deze streek ooit oorlogsfeiten zouden plaatsvinden.
Het feit echter dat een groepje rijkswachters en leden van burgerwachten o.l.v. generaal Deschepper, met toestemming van de Belgische legerleiding militaire acties kon ondernemen in de rug van het Duitse leger, zorgde ervoor dat de Duitse militaire overheid zich toch in dit vergeten Noord-Limburgse gebied ging moeien.

De haast ‘partizanen’-acties van generaal Deschepper, met een uiterst kleine groep van 200 slecht bewapende manschappen irriteerden de Duitse achterhoede zodanig dat men besloot om een grote Duits detachement van nagenoeg 2000 man in te zetten om deze herrieschopper aan te pakken. Via Leopoldburg moest generaal Deschepper, bij wie zich nog andere geïsoleerde ‘weerstanders’ aansloten steeds meer wijken naar het noordoosten van de provincie. Door allerlei omstandigheden werd Deschepper uiteindelijk in de val gezet in de omgeving van de Achelse Kluis. 

 

Een genuanceerd oordeel over de acties van generaal Deschepper

Troepenbewegingen van de manschappen van generaal DeschepperTroepenbewegingen van de manschappen van generaal DeschepperDoor zijn wellicht onbezonnen optreden, in militaire zin maar ook uit politiek oogpunt, bracht hij de lokale bevolking in ernstige moeilijkheden. Het neerschieten van een Duitse ruiter in Eksel had tot gevolg dat meer dan 30 boerderijen op het gehucht de Locht werden platgebrand. Het scheelde weinig of het centrum van Hamont werd platgeschoten en ook de Achelse Kluis werd ter nauwer nood gered van een definitieve vernietiging. Vooral het feit dat generaal Deschepper, na onderhandelingen met de Duitse overheid aan de Achelse Kluis zelf, nog steeds weigerde om zich over te geven of onmiddellijk de grens over te steken, militair gezien in een uitzichtloze situatie, geeft te denken. Ook de gevolgen van zijn acties tot aan de Achelse Kluis waren verschrikkelijk. Alleen al de plundering van de keldervoorraad van de Achelse Kluis door de ‘aangeschoten’ en geïrriteerde Duitse legermacht is het gevolg van de handelswijze van de generaal. De abdijgemeenschap was dan ook niet mals voor hem, want ook de uitdrijving van de kloostergemeenschap gedurende de hele oorlogsperiode werd hem –terecht- ten laste gelegd.
Niettemin kreeg generaal Deschepper na afloop van de oorlog alle mogelijke militaire eer toebedeeld. Het blijft dan ook moeilijk om een definitief oordeel over de handelswijze van de generaal uit te spreken.

De actie van generaal Deschepper werd door pater Antonius Bus kort maar duidelijk samengevat in zijn motivatie van het schadedossier (dd. 10.06.1921)


Hier volgt de integrale tekst:

Den 10e october 1914, rond 12 uur des namiddags arriveerde in de abdij te Achel de belgische generaal de Schepper, vergezeld van zijne staf-officieren en ruim twee honderd soldaten, vluchtende voor de Duitsche troepen, met wie zij slaags waren geweest in de omtrek van ’t stadje Hamont. Geen anderen uitweg meer hebbende, namen zij hunnen intrek in genoemde abdij alwaar zij verbleven van 10 october 1914 tot 17 october 1914, gedurende welken tijd genaemde Generaal, soldaten en officieren met de meeste welwillendheid en vriendschap werden behandeld door de religieuzen des kloosters.
Wat de voeding betreft en de inkwartiering, deze was, volgens eenparig oordeel van officieren en soldaten, uitstekend en liet niets te wensen over. Deze voeding en inkwartiering werd dagelijks betaald door den generaal voor ongeveer 100 personen, terwijl de abdij op hare kosten de overige 100 Belgische soldaten onderhield. ’t Verblijf echter van generaal de Schepper in genoemd klooster kon niet verborgen blijven aan de Duitschers en zoo gebeurde het dat in den avond van 16 october 1914 een Duitsche parlementaire een onderhoud vroeg met Generaal de Schepper, hetwelk hem werd toegestaan.
Genoemde parlementaire verzocht Generaal de Schepper namen de Duitsche militaire overheid zich met zijne soldaten over te geven, onder bedreiging van het klooster te beschieten en aldus de generaal te dwingen zich uit ’t klooster terug te trekken.

WO I troepen van DeschepperBelgische burgerwacht - kruispunt in Sint-Huibrechts-Lille richting dorp

Generaal de Schepper verklaarde zich niet over te geven en de Duitsche parlementaire vertrok.
In de nacht van 16 october 1914 trokken de Duitsche troepen rondom het klooster 09okt1914 De Tijd09 okt 1914 De Tijdsamen en begonnen den algemeenen aanval op ’t klooster 17 actober 1914, 2 uur des namiddags
Toen werd ’t klooster gedurende anderhalf uur door een batterij van drie kanonnen beschoten. Gedurende dien tijd trok Generaal de Schepper zich met zijne soldaten uit ’t klooster terug naar Hollandsch gebied alwaar zij werden geinterneerd, terwijl de Duitsche troepen ten getale van twee duizend man ’t klooster stormenderhand innamen, hetwelk reeds zeer beschadigd ter oorzake van het bomberdement, door de Duitsche soldaten inwendig werd vernield en bijna geheel leeg geplunderd en gestolen, zoodat de religieuzen gedwongen waren te vluchten en elders in Nederland een onderkomen moesten vinden.
Het klooster bleef daarna bezet door de Duitsche soldaten tot den wapenstilstand van 1918 en dat alles ter oorzake van ’t verblijf van Generaal de Schepper in ’t klooster.

 

Verschillende militaire troepen in de Achelse Kluis

Tussen 7 en 17 oktober werd de Achelse Kluis betrokken door een groep van ca. 200 ‘militairen’, hoofzakelijk rijkswachters en leden van burgerwachten uit Zuid-Limburg o.l.v. de militaire gouverneur van Limburg, de gepensioneerde generaal Deschepper. De kosten voor het onderhoud van deze groep werden merkwaardig genoeg gedeeld: voor 100 man betaalde immers generaal Deschepper gedurende de bezetting dagelijks.

achel kluis noordzijde doorschoten torenAchelse Kluis met doorschoten toren gezien vanaf de noordzijdeOp 17 oktober werd de Kluis bezet door een Duitse troepenmacht van nagenoeg 2000 man. Op die dag leek het eerder op een inferno. De schade achteraf bleek enorm. De Duitse troepenmacht zou zich volgens meerder berichten zeer wild hebben gedragen. Een Nederlands krantenbericht verhaalt zelfs dat de omgeving van de Achelse Kluis bezaaid lag met lege flessen alom. Of deze berichtgeving objectief is valt te betwijfelen. Maar het verlies van grote hoeveelheden bier, wijn en etenswaren laat toch wel wat te denken!
In een niet gedateerd schrijven (vermoedelijk september 1915) dankt de Achelse Kluis, wat vleierig, de Kreischef de Rosen in Maaseik voor de orde en tucht welke sinds uw bestuur onder de soldaten welke in ons klooster verbleven heerschten; wij hebben dit ook volmondig bekend aan allen in Holland die ons over ons klooster en de Duitsche soldaten spraken; daar zulk een tucht voorzeker tot eer en roem aan ’t Duitsche leger en aan de geheele Duitsche natie strekt, het ware wel te wenschen dat zulk een orde van den beginne af onder de manschappen in ’t klooster verblijvende, geheerscht had
(een verwijzing naar de plundering en vernietigingen op 17-18 oktober 1914!) ; het zou de goede betrekkingen en de achting jegens de Duitsche militaire overheid zeer hebben verhoogd wij willen daar echter niet verder over uitweiden maar de toestand nemen zooals ze nu is en daarom Herr Oberst nogmaals onzen besten dank voor de maatregelen door uwe Hoogheid genomen om de rust der kloosterlingen en de veiligheid des kloosters te verzekeren.

Vanaf 18 oktober stabiliseerde zich de toestand naar Duitse gewoonte zeer snel. Tussen 18 oktober en 28 oktober werd een wacht van ca. 200 man in de Achelse Kluis achtergelaten om zich te verzekeren van de toekomstige veiligheid van dit gebied Vanaf 28 oktober 1914 tot begin oktober 1918 beperkte de Duitse wacht in de Achelse Kluis zich tot een vast aantal van 17 personen.
Bij de onzekerheid op het einde van de oorlog werd dan tot 30 oktober 1918 de wacht weer opgetrokken tot zo’n 80 man. Vanaf begin november 1918 lijkt de wacht aan de Achelse Kluis in alle stilte vertrokken te zijn. Snel daarna werd de Achelse Kluis weer bezet, maar nu door een detachement van de Belgische grenswacht. Deze wacht gedroeg zich evenmin fatsoenlijk en bezorgde tot in maart 1919 veel overlast en schade aan het klooster.
Pas tegen 15 november 1919 kon de kloostergemeenschap haar vertrouwde abdijgebouwen betrekken, nadat de grootste schade hersteld was.

De trappisten verbannen

Achel noodklooster 4rHet noodkloosterIn oktober 1914 verbleven 70 religieuzen in de Achelse Kluis.
Door de ernstige oorlogsdreiging op 17 oktober werd de hele communauteit verplaatst naar de zusterkloosters Tegelen en Diepenveen in Nederland. Daar werden ze ondergebracht vanaf 18 oktober 1914 tot 21 juni 1917. Een deel van de kloostergemeenschap was evenwel reeds op 7 oktober naar de buurgemeente Borkel en Schaft gevlucht met de uitdrukkelijke toestemming van de burgemeester J. Baken.
In het voorjaar van 1917 werd aan de Nederlandse zijde van de Achelse Kluis een noodklooster opgericht, bestaande uit een aantal houten barakken. Vermits de grote kloostergemeenschap te zwaar woog op de mogelijkheden van de zusterkloosters in Tegelen en Diepenveen, was een verhuis meer dan wenselijk. De verhuis naar de Achelse Kluis zelf werd bemoeilijkt door de strenge voorwaarden die de Duitse bezettende overheid oplegde. Het ontwerp van overeenkomst ter zake werd via bemiddeling van Helleputte en baron Gilles de Pélichy tot bij de hoogste Belgische overheid in Le Havre gebracht, maar die oordeelde ook negatief.
Als gevolg van deze feiten besloot de Duitse overheid om het klooster volledig te isoleren van het neutrale Nederland en de draadversperring te verplaatsen midden door de eigendommen van de abdij, vlakbij de werkelijke staatsgrens.
De paters vestigden zich vanaf 21 juni 1917 in de schaduw van hun geliefd klooster, vlakbij de elektrische draadversperring.

Hoofdrolspeler pater Antonius (Hendrik) Bus
Slechts enkele paters en een knecht hielden toezicht in of bij de Achelse Kluis, een eigendom van ca. 104 ha. Vanaf midden 1915 verbleven ze net over de grens op Nederlandse bodem. Zij moesten getuige zijn van de mogelijke vernielingen of diefstal van goederen die eigendom waren van de Kluis. Pater Antonius Bus verbleef vanaf begin 1915 als enige van de kloostergemeenschap gedurende de verdere bezettingstijd. Hij werd later de kroongetuige voor de opstelling van de schadedossiers en voor de historische studie van pater van Lent. Pater Antonius Bus werd in Bussum geboren op 6 maart 1882 en was officieel procurator van de Associatie des paters Trappisten H. Bus & Consorten.
In de beginfase van de bezetting verbleef de Duitse wacht in en rond het poortgebouw en konden enkele paters nog in de lege plaatsen van het klooster zelf verblijven. Na verloop van tijd trok een handvol paters en broeders naar de kippenstal op Nederlandse bodem, waar later het noodklooster gebouwd zou worden.

Een zware tol voor de Achelse Kluis

Aanzienlijke schade

De schade die aan het klooster werd aangebracht door verschillende partijen was zeer groot. Vermits de oorlog erg lang aansleepte was het niet mogelijk om zeer snel in te grijpen en herstellingen uit te voeren, zodat uiteindelijk alles werd uitgesteld tot na het beëindigen van de oorlog.
Toen pas kon men een balans opmaken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de beheerder van de Achelse Kluis, Antonius Bus, in zijn schadedossier geen opgave van alle schadeposten per datum noteerde, maar alleen per soort schadegeval totaalsommen opgaf. Zo kunnen we in detail achterhalen welke schade de troepen van generaal Deschepper hebben aangebracht en welke zware tol de eerste Duitse legergroep heeft opgeëist
Van de schade na het bombardement heeft de bouwkundige (aannemer) P. J. van Beek uit Strijp een schattingsverslag gemaakt dat verstuurd werd op 7 december 1914.
Hieruit blijkt dat er in totaal 38 deuren en twee vensters vernield waren, eveneens 1 buitentrap; dat er 3 gaten in het planken dak van de gebouwen waren geslagen en deze daken ook van nieuwe leien moesten worden voorzien en dat de gehele kerktoren moest worden vernieuwd. Voor dit laatste schatte hij de kosten van de herstellingen op 5000 FR.

brouwerij2Geplunderde brouwerij van de Achelse KluisDe plunderingen van etenswaren en goederen in de beginfase van de oorlog zijn ook niet op datum bijgehouden, maar de globale cijfers blijven indrukwekkend: 675 liter Franse wijn en evenveel liter Italiaanse wijn werden leeggedronken; daarnaast ook nog 275 flessen rode wijn, 500 liter witte wijn en liefst 3800 liter bier.
Uit de keuken verdween 50 liter olijfolie en veel meer.
Uit de schuren werden grote hoeveelheden hooi, roggestro, haver, tarwebloem, roggebloem, tarwemeel en aardappelen ontvreemd.
Tenslotte werden ook persoonlijke spullen van de kloosterlingen meegenomen in het bijzonder een dertigtal zilveren horloges en een prachtige verzameling van zo’n 2000 oude postzegels. Of deze ontvreemdingen alleen het werk waren van grijpgrage Duitse soldaten staat niet vast.

 

Geen gehoor bij de Belgische Staat

De eigendom van het kloostercomplex van de abdij van Achel was ingeschreven op de namen van drie particulieren, allen van Nederlandse nationaliteit: pater Antonius Bus, pater Bartholomeus van de Moosdijk en Pieter-Servaas Willems. Aanvankelijk wilde de Achelse Kluis deze eigendomsoorsprong verzwijgen en dacht ze met de eenvoudige melding dat ze gesticht was door het Belgisch moederklooster in Westmalle zouden wegkomen.
Om procedurele redenen heeft de Belgische overheid na een langdurig onderzoek en ondanks veel lobbywerk van advocaten van de partij van de Achelse Kluis in 1928 simpelweg de aanvraag tot schadeloosstelling kunnen afwijzen. Immers de wet bepaalde dat enkel Belgen of Belgische instellingen een aanspraak konden maken op elke vorm van schadeloosstelling.
De oprichting van een vennootschap in 1923 waarin alle goederen van de abdij in werden ondergebracht, Prato, was eveneens van Nederlandse rechtsvorm.
Het moet dus bijzonder pijnlijk geweest zijn voor de abdij te moeten vernemen omwille van deze eigendomskwestie geen enkele steun kregen, ondanks het feit dat zij generaal Deschepper in moeilijke omstandigheden plichtsbewust en gastvrij ontvingen en ondanks het feit dat ook Belgische militairen bij de aanvang en het slot van de oorlog veel schade hadden toegebracht aan de kloostergebouwen.
De totale schade, die door pater Bus uiteindelijk geraamd werd op ruim 160.000 FR. zou dus nooit uitbetaald worden. Ook een schadeclaim op de Duitse overheid werd al in een vroeg stadium onontvankelijk verklaard.

Langdurig uitstel van restauratie van de Achelse Kluis


De Achelse Kluis moest noodgedwongen zijn plannen voor een grote restauratie op de lange baan schuiven. Het zou nog duren tot in de beginjaren 1950 vooraleer men kon denken aan een grondige aanpak van het bouwdossier en men zelfs zou starten met een prestigieus nieuwbouwproject, dat helaas wegens geldgebrek nooit zou voltooid worden.

Bron : Grevenbroeker Echo's Hamont 2013 ©Luk Van de Sijpe

 

1918 - Verslag pastoor Bierkens

OK RW 45 c Bierkens pastoor filteredpastoor Bierkens

Achel 1914-1918

Sint-Monulphus en Gondulphusparochie door pastoor J.G. Bierkens

(originele tekst)

 Vragenlijst Bisdom: Verslag over den toestand der parochie Achel gedurende de jaren 1914-1918 overgemaakt aan het Bisdom

  1. Ligging: Provincie Limburg, Arrondissement: Tongeren-Maeseyck, Kanton: Neerpelt, Dekenaat: Hamont.
    De parochie Achel is  gelegen aan de Hollandsche grens langs den spoorweg van Luik naar Eindhoven. 
  2. Door aanplakbrieven werd de bevolking door de burgerlijke overheid en door de geestelijkheid van den stoel der waarheid aangeraden zich te onthouden van ‘t gebruik der wapenen en die in te leveren.
  3. Generaal Deschepper kwam den 7n. Oktober 1914 een laatste toevluchtsoord zoeken hij de Eerw. Paters Trappisten, wier klooster gelegen is te Achel op de Hollandsche grens langs den weg van Achel naar Leende (Holland). Hij verbleef aldaar gedurende 10 dagen met een 150 tal vrijwilligers en gendarmen.
  4. De bevolking was bevreesd bij zijne aankomst en bracht allerlei meubels, kleederen en beddegoed naar de Hollandsche dorpen Borkel en Schaft, Valkenswaard, enz... omdat eene week daarvoor, na het dooden van een Duitschen ruiter door eenen Belgischen vrijwilliger, alle huizen werden ten gronde afgebrand in een gehucht van de gemeente Exel. Gedurende die dagen van bange verwachting werden de kerkelijke diensten, de dagelijksche mis in de maand Oktober, beter bijgewoond; het getal communiën vermeerderde van dag tot dag.
  5. De eerste Duitsche soldaten kwamen in het dorp aan den 7n. Oktober, op zoek naar Generaal Deschepper. Zij gingen op het postbureel om den telefoon af te breken, vroegen naar den burgemeester, die gevlucht was naar Holland en gingen dan terug op St. Huibrechts-Lille zonder ergens kwaad te doen.
  6. Den 16n. Oktober ‘s avonds kwamen per auto een paar Duitsche in het dorp aan. Dezen vroegen den weg naar het Trappistenklooster en zegden te willen onderhandelen met Generaal Deschepper en hem te vragen: of hij zich wilde overgeven. Zij werden tot hij den Generaal gebracht, doch deze weigerde zich over te geven. Op deze weigering kwamen den l 7n. Oktober naar Achel ongeveer 4.000 Hannoveranen, landstormtroepen, gedeeltelijk over Lille, gedeeltelijk over Hamont om Generaal Deschepper te verdrijven uit zijn toevluchtsoord. Zij hadden een paar veldkanonnen en beschoten daarmee op een 1/2 uur afstand het Trappistenklooster. Het torentje der Trappistenkerk werd geraakt en nog al erg beschadigd, en hier en daar viel een kanonbal op het dak van schuren en stallen van het klooster. Generaal Deschepper met zijne vrijwilligers en gendarmen hield zich verborgen in het klooster. Voorzien van een machienengeweer en wat oude en slechte wapens, boden zij wederstand, zoo goed zij konden en doodden zij eenige Duitsche soldaten, die zich te kort hij de kloostergebouwen waagden. Generaal Dechepper had aan de overheid van het klooster beloofd het klooster te zullen vrijwaren van vernieling en op tijd te zullen over de grenzen trekken, als het kanon zou beginnen te bulderen; hij hield woord; als er eenige schoten gelost waren, verliet hij het klooster om zich te laten interneeren door de hollandsche grenswacht, dicht hij het klooster. De vrijwilligers en gendarmen volgden hem. De Paters Trappisten waren uit het klooster vertrokken behalve drie; twee Paters en één wat bereikbaar was: bier, wijn, kaas, eetwaren, enz... 250 man verbleven in het klooster gedurende 3 weken. De overigen vertrokken nog vóór den avond van den 17n Oktober, half dronken, onder het zingen van “I)eutschland überalles”, zeggende in dorpen, waar zij doortrokken, dat zij eene groote overwinning behaald en eenen generaal met heel zijn leger over de grens gedreven hadden. ‘t Is met geene pen te beschrijven hoe het klooster eruit zag hij ‘t vertrek der 250 mannen, die daar 3 weken goed geleefd hadden.
  7. Er werden geen gijzelaars genomen, geene belastingen opgelegd. Het Duitsch gezag maakte geene moeilijkheden aan de geestelijken betrekkelijk de uitoefening van den eeredienst.
  8. De inkwartiering werd met geweld gedaan. Er bleven in de gemeente Achel voortdurend vele landstormtroepen voor het bewaken der Hollandsche grenzen.
    1. Achel werd “grensgebied” ‘t is te zeggen ingesloten tusschen de Hollandsche grens en eene geëlektriseerde draadversperring van af het begin van Aug. 1915, dus afgesloten van het binnenland. Den 15n. Sept. 1916 was eene nieuwe draadversperring gereed aan de Hollandsche grens en verdween de eerste draadversperring tusschen Achel en het binnenland.
    2. De Duitsche aalmoezenier Pater minderbroeder Vonder Heide kwam maandelijks voor de godsdienstoefeningen der katholieke Duitsche soldaten, eerst in de parochiekerk, dan in het klooster der eerwaarde Zusters op de kapel, later hij de Eerw. Paters Trappisten, waar de kerk verlaten stond, en eenige keeren in de wachtzaal der statie.
      Voor de protestanten hadden er gedurende de bezettingsjaren slechts twee godsdienstoefeningen plaats op de speelplaats der Zustersscholen.
      Nooit heeft de geestelijke overheid der parochie moeielijkheden gehad voor de uitoefening van den eeredienst, noch voor processiën, noch voor andere plechtigheden, als missie en andere.
    3. Het bijwonen der kerkelijke diensten en naderen tot de H. Sakramenten nam toe in het begin der bezettingsjaren, verminderde weer later.
      Maandelijks werd een lijkdienst gezongen voor de slachtoffers van den oorlog, in ‘t begin goed, op ‘t laatst slecht bijgewoond.
    4. De openbare zedelijkheid liet te wenschen wegens verwildering der jeugd: jongens en meisjes van 15 tot 20 jaren gingen in ‘t begin te veel naar Holland
    5. Het regelmatig schoolgaan der kinderen werd belet, dan door gebrek aan kolen, dan door gebruik der schoollokalen voor inkwartiering; ook wel gebeurde het meer dan vroeger vóór den oorlog dat de ouders nalatig waren in het regelmatig zenden der kinderen.
    6. Den 29n. December 1916 werden 29 werklieden naar Duitschland meegevoerd als werkloozen, alhoewel slechts enkelen hunner als werkloozen konden beschouwd worden; de meesten hunner keerden ziek terug. De dag dezer meevoering was voor de gemeente de droevigste van den oorlog.
    7. Er bestond van af het begin van den oorlog een Steunkomiteit voor de noodlijdenden en een
      komiteit voor werkloozen.
    8. Werden rechterlijk vervolgd de volgende personen: Werden veroordeeld tot gevangenis om verschillende andere redenen: Renard, jachtwachter, Vrouw Brouwers en dochter, Maria Martens, Weduwe Maes, Helena Bernaerts enz... Werden gestraft tot geldboeten: de gemeente gezamelijk tot 7.125 eenige bijzonderen, gezamelijk tot 31.860 fr.
      1. Henri Bernaerts, veroordeeld voor 10 jaren gevangenis;
      2. Henriette Bernaerts, veroordeeld ter dood; later begenadigd tot levenslangen dwangarbeid;
      3. Jozef Cox, Celina Cox, Leopold Stalmans, ter dood veroordeeld, later begenadigd tot levenslangen dwangarbeid.
      4. Antoon Cox, Maximiliaan Stalmans, veroordeeld tot 10 jaren gevangenis.
      5. Emiel Cox, naar Duitschland vervoerd als ongewenscht in België.
        Van dezen werden de 2 eersten veroordeeld om hulp gebracht te hebben voor het overbrengen van nieuws naar Holland, de 6 anderen om hulp verleend te hebben aan het overbrengen van Belgen naar Holland.
    1. 49 jongelingen werden opgeroepen voor het Belgisch leger, 32 zijn er later als vrijwilligers het leger gaan vervoegen.
    2. 7 zijn gesneuveld: Petrus Verweijen, Jan Desair, Gerard Didden, Petrus Brouwers, Jan Goossens, Amandus Coenjaerts, Jozef Govers.
      2 in Holland gestorven : Louis Croymans, Petrus Gielen.
    3. Vergelijkende tafel der geboorten en sterfgevallen van 1913-1918
    4. Jaartallen Geboorten Sterfgevallen
      1913 49 23
      1914 59 20
      1915 31 16
      1916 41 18
      1917 31 20
      1918 35 21
    • In kerk of klooster werden geene huiszoekingen gedaan.
    • Het is spijtig, zoo wordt er algemeen gezegd, dat de voormelden, die daden van offervaardigheid of vaderlandsliefde verricht hebben, en daarvoor gestraft werden, niet handelden uit loutere vaderlandsliefde. Mochte het anders zijn dan men algemeen denkt en zegt! Voor een echten vaderlander mag geld verdienen noch hoofdzaak, noch bijzaak zijn.
    • Eenige dagen na de wapenstilstand, had de ontruiming plaats. Wat een treurige aftocht van die soldaten grensbewakers, die zwaar beladen met pak en zak op den rug, met hoopen marken in de beurs, voortkomende van den verkoop van gestolen goed en legergoed uit de spoorwagens (staande op de twee spoorlijnen Antwerpen-Gladbach en Luik-Eindhoven).
    • Den 12n. November werden alle huizen bevlagd niettegenstaande het verbod der bezetting. Wat een vreugde in de straten, in de huisgezinnen, in de harten!
    • Den 13n. November om 10 uren voormiddag werden gedurende meer dan ééne uur alle klokken geluid om de menschen naar de kerk te roepen en het plechtig “Te Deum” om 11 uren bij te wonen. Dag van vreugde! Onvergetelijke dag!.

Bidprentjeachel1919Bidprentje gesneuvelden Achel Bidprentje gesneuvelden achel1918 verso

 Vragenlijst

1.- Bestuurlijke ligging. (Provincie, arrondissement, kanton, gemeente; dekenij).
Natuurlijke ligging der parochie voor zooveel deze ligging van aard is sommige feiten beter in 't licht te stellen. (Ligging belangrijk onder krijgsoogpunt op eene rivier, eene hoogte, nabij eene versterking, enz).

2.- Maatregelen bij den inval getroffen door de Belgische burgerlijke en krijgsoverheid en door de geestelijkheid. (Ontruiming door de bevolking, in veiligheid brengen van kunstschatten en kerkelijke voorwerpen; - vernietiging, door de oorlogsleiding, van beplantingen, huizen, kerktorens; schade daarbij aan het kerkfabriek of aan godsdienstige stichtingen toegebracht).

3.- Houding der krijgsoverheid. - Gesteltenis der soldaten. - De vrijwillige dienstneming.

4.- Gesteltenis der burgerlijke bevolking gedurende de eerste dagen van den oorlog. - Eenige feiten in 't bijzonder: kerkelijke diensten, 't bijwonen der Heilige Mis, 't naderen tot de Sacramenten.

5.- De inval van den vijand. - Gevechten op het grondgebied der parochie. - Schade gedaan aan de gebouwen, in 't bijzonder aan kerken, kloosters, pastorijen, scholen, en lokalen dienstig voor de werken. Korte opgave der huizen, in hun geheel of ten deele vernietigd.

6.- Houding der vijandelijke legers in de eerste uren der bezetting: plunderingen, brandstichtingen, moordtooneelen. (Uitvoerige aanteekening nopens de slachtoffers). - De vernietigde gebouwen. - Belangrijkheid der schade, - Opgave der kunstschatten, vernietigd of gestolen en van deze welke in veiligheid werden gesteld

7.- De dagen die op den inval volgden: belastingen, gijzelaars, enz. - Houding van het Duitsche gezag ten opzichte der plaatselijke overheid, der geestelijken en van den eeredienst.

8.- Latere gewelddaden. Inkwartiering, Inbeslagnemingen.

9.- De bezettingsjaren:

a) De kerk. (Herstellings- of hermakingswerken tijdelijke kerken). De kerkbemeubeling. (Nieuwe aanwinsten, herstellingen). - De klooster- en andere kapellen op het gebied der parochie.
b) De goddelijke diensten. (Hernemen van den dienst na den inval). - Gebruik der kerk of der kapellen op de parochie door den Duitschen, katholieken of protestantschen, aalmoezeniersdienst.
c) De vrijheid van den eeredienst zoo binnen als buiten de kerk. (Lezing der bisschoppelijke brieven, sermonen; - processien, openbare berechtingen, bedevaarten, kerkelijke stoeten).
d) Het bijwonen der diensten en het naderen tot de Sacramenten gedurende de bezettingsjaren.
(Plechtige communie der kinderen, vergelijkende tafels 1913-1918). - Buitengewone diensten. -De openbare zedelijkheid.
e) De toestand der vrije scholen. (Opgelegd programma, voertaal, gewoon en buitengewoon schooltoezicht, - uitkeering der schooltoelagen,
het onderwijzend personeel).
f) De patronaten, - werken voor schoolgaanden en werken voor de jeugd, - werken voor volwassenen. (Beperking der vergaderingen door de bezettende macht;  andere oorzaken van ontwrichting). De liefdadigheidswerken.
g) Het onvoeren der werklieden. (Treffende feiten; - namen der werklieden in Duitschland overleden of later in België door ontbering omgekomen; - overzichtstafels).
h) Ondersteuningswerken. (Aard, bestuur, bijzonder doel, uitslagen). Overzichtstafels. Toestand van werk en nijverheid, armoede.
i) Gerechterlijke vervolgingen. (Namen der beschuldigden, grieven, gerechtsleiding, uitslag van het proces). De politieke gevangenen in Duitschland of in de gevangenis in België gestorven. Eene uitgebreide aanteekening zal aan de terechtgestelden gewijd worden. Oorlogsbelastingen, boeten, uitbuiting der bevolking.

10.- Naam, voornaam en dienststaat der parochieele geestelijken en ook der andere, zoowel wereldlijke als kloosterlingen, in de parochie gevestigd, met inbegrip der leden der Congregatiën van Broeders, bij de voorvallen betrokken of die tot het leger hebben behoord, als soldaat, ziekenverzorger of aalmoezenier. Hun dienststaat in 't leger.
Korte overzichtstafel der parochianen die in Duitschland of in Holland gestorven, der krijgsgevangen, der soldaten die zich in den oorlog onderscheidden. Vergelijkende tafel der geboorten en sterfgevallen bij de burgerlijke bevolking van 1913 tot 1918.

11.- Huiszoekingen in kerken of kloosters. - De opname of in beslagneming der klokken.

12.- Feiten van verscheiden aard. De grensversperring, - de aanwervingsdienst over den draad.  Daden van vaderlandsliefde of offervaardigheid. Plichtverzakingen. - Vaderlandsche betoogingen.

13.- De ontruiming. - Houding der vijandelijke legers. - Voorvallen en misdaden.
14.- De bevrijding. - Intrede der Belgische of verbondene legers. - Godsdienstige plechtigheden. - Terugkeer der gevangenen en uitwijkelingen. - Gedenktekens.

Heemkundekring Achel (2014)

 

1944-Het bevrijdingsverhaal van "Toine van de smeed"

toine filtered(Kapetulie 1994/4) Ik was maar goed twaalf jaar, maar toch weet ik nog hoe de Duitsers van ons café een soort hoofdkwartier gemaakt hadden. Het was in de dagen dat de Engelsen hun bruggenhoofd aan Brug 9 gingen uitbreiden. Geheel de dag hoorden we schieten in de richting van de Grote Heide. Allerlei kop-stukken liepen thuis in en uit en er stond een wacht aan de deur. Die kostukken lieten zich door een kok allerlei lekkers klaarmaken.
Door de Herringstraat was het een gerij van amfibiebootjes die munitie haalden en nu en dan een gekwetste aanbrachten van uit de Grote Heide. Het toenmalig Patronaat was ingericht als veldhospitaal. Kwajongens, zoals wij, gingen natuurlijk eens sluiks kijken en zagen bedden en de hopen munitie.
En dan begonnen ze het patronaat leeg te maken. Ze trokken af! Ik zie nog hoe de kok thuis voor moeder ging staan.


"Mutti, zei hij, jetz das Ende, Ich nach Front" En hij maakte een gebaar van keel afsnijden. "Meine Mutti nicht mehr sehen!" "Maar neen, trachte moeder te betijen het komt wel in orde". "Nein, zei de man "Du bist meine Mutti", en hij omhelsde moeder, terwijl de tranen over zijn gezicht liepen, 's Anderdaags zag ik hem op een bootje terugbrengen in de Herringstraat, met ... afgeschoten voet. Ondertussen had Remi een vogelverschrikker met Duitse helm onder de Lindeboom aan de kiosk gezet. Boos heeft vader hem opgeruimd. Als ze terugkomen...!!!

Plots kwam van uit het dorp een Duits te paard aangereden. Vader hoorde onmiddellijk dat het mis was met een der hoefijzers. De man stopte en vroeg waar "der Schmied" woonde. Vader stuurde hem verder naar Achel-Statie.
Na een kwartier was hij terug, ditmaal met het geweer in de aanslag. "Der Schmied, brieste hij... Willem Caels die nog eens in de kerk was gaan bid-den en van niets wist, trachte de situatie te redden door te wijzen naar va-der: "Dat is der Schmied, zei ie..." Daarop grendelde de Duits zijn geweer en ... vader trok met hem naar de smidse. Hij bracht de hoeven in orde...
"Churchill werde bezahlen" riep de soldaat nog en reed weg. De volgende dag, een dinsdag, hoorden we 's namiddags dat een Engelse voorhoede in de Bergien was, met vier gevechtswagens. Eén ervan kwam naar het dorp tot aan de lindebomen voor het huis van Leo Linssen. Twee man stapten eruit. Blijkbaar verkenners. Door ons raam konden we fijn die eerste Engel-sen zien met hun platte helm. Eén sloop omzichtig tot aan de kerktoren en hield zich schuil achter een steunbeer. De andere dekte hem op afstand.
Op dat ogenblik zagen wij ongeveer aan de Simonsschool een Duits nade-ren, sluipend van boom tot boom, het geweer schietens gereed. Oei, oei, zei vader, nu gaat het spannen. Weg van het raam! Weg! De man aan de toren haalde een kleine kijker boven en loerde langs de steunbeer naar het noorden. Met een ruk draaide hij zich naar zijn makker en deed teken dat er slechts één vijand was. Meteen was er zijn vragend gebaar: "Moet ik schie-ten?" De andere wuifde duidelijk het niet te doen, waarop beiden zich te-rugtrokken. Ook de Duitser verdween... 's Anderendaags de echte bevrij-ding met duizende tanks, trucks en jeeps. Het bleef komen...
En nog wat later natuurlijk het eerste bevrijdingsbal... Achelse schoonheden zochten contact met de helden van overzee. Een Tommie sprak al van "my sweetheart" (lieveling), waarop de Achelse: "Ja, Ich zwiet og hard. Des van 't dansen"

 

Achel van 1939 tot 1944

V1 Justin Ceelen mei 1945 terug uit BuchenwaldJustin Ceelen - mei 1945 terug uit BuchenwaldSeptember 1939 bracht de tweede mobilisatie.Bijna in ieder huis was zoon of vader weg naar het leger, ergens aan het Albertkanaal. Studenten vervingen afwezige werkers op het veld. De eerste oorlogsberichten en de eerste oorlogsfoto's kwamen in de kranten. Een strenge winter volgde. Overal onrust.

10 mei 1940. 's Morgens verschenen onverwacht honderden Duitse vliegtuigen. De bruggen over het kanaal donderden de lucht in. Het was oorlog. Een groep jongens en jonge mannen moest "binnen". Naar Ertvelde en verder nog ging de tocht. Gelukkig keerden zij na enkele weken allen terug.
De krijgsgevangen jongens bleven langer achter. Voor een aantal werd het opnieuw winter.

Ondertussen kwam er stilaan echte armoede; allerlei producten werden gerantsoeneerd. Er waren "bons" nodig voor fietsbanden, suiker,vlees, boter, brood; producten als koffie, chocolade, tabak, verdwenen volledig of kosten stukken van mensen. Een eitje werd met plezier 12 fr. betaald... Het bier geleek slechts van verre op bier; alleen "Wehrmachtsbier" had enkele graden.

Ondertussen werd aandachtig en gespannen geluisterd naar de " Engelse radio", al was hij soms onverstaanbaar omwille van de Duitse stoorzenders. Met kopspelden en koordjes werden op grote kaarten de fronten aangebracht en verschoven...

In de nacht van 21 op 22 juni 1943 stortte in het Ven bij het "Papeweierke" een zware Engelse bommenwerper neer, die geladen was met luchtdrukkanonnen. De ontploffing was verschrikkelijk. Half Achel was zwaar geteisterd, ook de kerk, en tot in Overpelt waren ruiten stuk gevlogen.

 

Dameged Farm.Near.Crash.SiteBeschadigde woning Ven - 23 juni 1943De toenmalige Haringstraat (nu Schutterijstraat red.) zag er met haar weggeblazen daken en vernielde deuren en vensters desolaat uit. Ook "de Bergien" had zijn deel in de nachtelijke verschrikking, in de schade aan deuren, daken en vensters en ... in het weghelpen van de piloten die zich met het valscherm hadden kunnen redden.

Het jaar 1944 werd het jaar van de grote sensatie. Ook uit "de Bergien" (deel van Achel tussen Bandel , Haag, Hoek en Thomas Watsonlaan red.) werden mannen opgeëist om "wacht te gaan kloppen" toen op de Witteberg door toedoen van "onbekenden" een trein uit de rails gejaagd werd.

7 juni werd een treurige dag in het gehucht " de Bergien" .
's Morgens reeds vroeg werden Justin Ceelen met zoon Albert door de Duitsers gearresteerd en weggebracht, samen met Frans Van Meensel uit het Dorp, die nooit weerkeerde. Onze twee mensen uit " de Bergien" zouden de miserie van gevangenis en concentratiekamp kennen, maar zij keerden terug.

Diezelfde dag werd op " de Haag" achter het Bergeind, een Neerpeltenaar doodgeschoten omdat hij niet voldeed aan de Duitse sommatie. En die morgen werd de "kern van de Bergien" Pier Bormans met Mieke, Jef Van Werde met Ursula, Jef Follon met Harrie en Jaak Brouwers en Nelie met Martha, brutaal naar het dorp gedreven. Het was het werk van een dolle officier die over zijn toeren was. De landing in Normandië had het Duitse kommando op stang gejaagd. Overal zag men verdachten en gebeurden er arrestaties.
De tragi-komische stoet, beladen met brood, broodmes en wat geld, vergezeld van tranen en onthutste afscheidsgroeten, mocht na een half uur weer naar huis gaan.

Ceelen Albert pasfotoAlbert CeelenOp 1 september kwam het begin van het einde. De schoolkinderen werden naar huis gestuurd. De geallieerden waren immers België binnengerukt.
Op de weg naar Hamont en ook door " de Bergien" begon de grote Duitse terugtocht met ... fietsen, karren, kamions, te voet.
's Nachts was er bij voortduring het geronk van duizenden vliegtuigen met de onvermijdelijke luchtgevechten.

Op 4 september kwam het bericht: " Gisteren werd Brussel bevrijd!." en wat later " Ze zijn al in Diest". De spanning steeg van uur tot uur. Druk werd er gewerkt aan de schuilkelders. Pier Bormans kreeg het klaar 26 man in zijn huiskelder te bergen (vrouwen inbegrepen), en Miel Honnay als oude frontstrijder leerde hoe een schuilkelder vooral niet breed mocht zijn.

Toen gebeurde "het".
Door de "witten" werd op een trein geschoten, in de omgeving van de "Balastère". Het afweergeschut van die trein risposteerde en joeg enkele salvo's naar het dorp. Een paar granaten vielen in "het Laar" ( driehoekig gebied tegenover huis A. Claassen red.), terwijl rondom overal overal aardappelen geraapt werden.

De oorlog kwam dichterbij, of was het de lang verbeide bevrijding?
Een van die uren ging het gerucht dat de Engelsen reeds in Bergeyk waren en dat kapelaan Theunissen de Belgische vlag had uitgestoken... Bij Jef Van Werde werd onmiddellijk de vlag, die moeder Ursula, zoals zovelen, reeds lang genaaid en fijn gestreken had, door het dakvenster gestoken.
De Engelsen mochten komen! Afwachtend stond "de Bergien" langs de steenweg. Stout en fier om het historisch moment.
Doch "ze" daagden niet op, maar wel een oude Pruis die op zijn "fahrrad", van uit het dorp, langzaam, met het dreigend geweer op de schouder, kwam aanrijden. Iedereen stond star van schrik. Zou hij "het" zien ? Hij zag.... een vlag stillekens naar binnen schuiven en reed verder. Heel "de Bergien" liet een zucht van pure verlichting!

Op 8 september vlogen de kanaalbruggen weer de lucht in.
De volgende dagen hoorden " de Bergien" aanhoudend mitrailleurvuur op de Napoleonsweg en kwam het bericht dat de Engelsen werkelijk in Neerpelt en in Lille waren en dat er in Hechtel wreed gevochten was. Enkele koene ridders waagden de tocht naar Neerpelt door een duiker onder het kanaal en brachten berichten over een onoverwinnelijk leger waarvan iedere soldaat een mitrailleuse had!

Een Engelse patrouille waagde zich op 12 september zelfs tot op het Lo (nu Haagstraat red.) Die avond incasseerde het huis van Jef Wijnants onverhoeds een kanonsalvo vanaf brug 9, die de Engelsen gaaf hadden kunnen veroveren. Vader Wijnants had een flinke wonde aan de hand, er was heel wat schade en ... een spanning die de zenuwen op springen zette.

Op 13,14,15 september werd het schieten in het westen steeds heviger. De "dappersten" uit "de Bergien" bleven toch aan hun aardappelen op het veld. Als het schieten te hevig werd, blies men toch de aftocht. Ondertussen stonden overal pakken klaar voor de vlucht, zodra het nodig zou zijn.

Op 18 september sloeg Duitse artillerie die naar nieuwe stellingen moest, hun tent op, of liever hun wagens en kanonnen, in " de Bergien" en namen bij Jef Van Werde al het zorgvuldig gekapte stookhout mee voor hun keuken.

Op dinsdag 19 september kwam het hoogtepunt.
In de vooravond deden allerlei geruchten de ronde over de bevrijding van Valkenswaard en Eindhoven.In de nacht rond 1 uur bulderde en kraakte plots een storm van geschut los vanuit Lille. Iedereen vluchtte in de kelders en de schuilplaatsen. Het fluiten en knallen der projectielen werd steeds heftiger. Oorverdovend ! Nu was het ernstig geworden en met grote aandrang werd er overal gebeden.
Na een pauze werd het kanonvuur verlengd en bereikte het "de Bergien" tot aan het huis Ceulen. Nadien vernamen wij dat die nacht een brug over het kanaal was geworpen en vanuit de bossen bij de Rooie Pier en de Roozen een spervuur naar Achel werd geschoten. Vanaf 17 september was immers de doorstoot naar Arnhem begonnen.

De morgen en de voormiddag bracht aftrekkende en doodvermoeide Duitse soldaten en dan een ijzige stilte, waarin eenmaal de galop van een vluchtend paard....
Rond halfdrie werd rondgezegd dat Engelse gevechtswagens aan de Quatre-Bras waren. Enige jonge " Bergienders" trokken ze tegemoet, onbewust van het overal loerend gevaar.
Ze kwamen. En zo was "de Bergien", naast het Lo, het eerste Achels gehucht dat bevrijd werd. De klok wees half vijf toen de eerste gevechtswagen stopte bij Ursula Laukens.
Zowat halfweg tussen ontroering en blijdschap stond heel de buurt, oud en jong, te kijken naar de vier "blindés". Toen ging een koepel open en kwam de eerste 'platte' Engelse helm te voorschijn. Iemand riep in de war en dwaasweg "bravo" en er werd in de handen geklapt. Het was eigenlijk niet te geloven dat de nachtmerrie van vier jaren voorbij was.
KOSBLiberatorsAchelSept1944B400September 1914 - bevrijding door King's Own Scottish BorderersVrouwen en meisjes kwamen met bloemen af en met handvolle tomaten en eieren die de vreemde jongens zorgvuldig wegborgen en ... men vergat dat men eigenlijk op een eerste frontlinie stond. Men bekeek het, hoe de vreemde mannen met revolver of repeteergeweer in de knuisten, omzichtig op verkenning gingen tot aan het huis Jef Janssen . Een paar waagden zich zelfs tot nabij de kerk.
Enkele "geleerden" probeerden in hun beste Engels uit te leggen waar nog Duitsers konden zijn. Dan draaiden de koepels van de vier gevechtswagens hun vuurmonden naar den Hoek. Met een lange vuurstraal joegen zij bui na bui kogels over de velden.
Als de Duitsers maar niet terugschoten! De Bergien zat plots in volle front en besefte het niet, tot even later een reeks granaten bij de Kruisheren en in het Laar neerkraakten. Toen heeft men kunnen vaststellen dat in de toenmalige gracht voor het huis van Jaak Brouwers bijna 10 mensen op elkaar kunnen liggen !
Niemand, Goddank, werd gewond.

's Avonds posteerde zich de Engels infanterie in de grachten langsheen het Slipstraatje.
De eerste nacht van een nieuwe tijd kwam. 's Morgens begon de eindeloze, dagen en nachten durende intocht van daverende tanks, kanonnen, kamions, lichte gevechtswagens en weer tanks... In de koepels stonden jonge mannen die hun duim opstaken, sommigen met een paternoster om de hals.
En langs de weg maar kijkende mensen, die er waarachtig stoelen bij gehaald hadden en er hun zondagskostuum op hadden aangetrokken.

A.Claassen
"De Bergien 1971"

 

Achelaars incasseren rake klappen in Brussel

Zondag 7 september 1884.

In de jaren 1880-1884 woedde er in ons land een felle "schoolstrijd". De katholieken trokken sterk van leer tegen wat zij bestempelden als het antiklerikale beleid van de liberalen inzake het lager onderwijs: "ongelukswetten" zouden leiden tot "scholen zonder God". Op 7 september 1884 vulden de katholieken de Brusselse straten met een grootste en rumoerige betoging tegen de nieuwe organieke (compromis)wet op het lager onderwijs die volgens hen het bestaansrecht van de vrije, confessionele lagere scholen ondermijnde en de machtspositie van de Kerk in de samenleving aantastte. Zij kregen het hard te verduren van liberale tegenbetogers.

Arthur Verhaegen, Gents katholiek politicus en fervent verdediger van het vrij lager onderwijs en de rechten van de Kerk, brengt in zijn publikatie La manifestation nationale du 7 septembre 1884 à Bruxelles (Gent, 1885) een uitgebreid verslag van die geladen manifestatie met 100.000 katholieke deelnemers. Zo beschrijft hij de omvang en de lotgevallen van de groepen betogers die uit de verschillende Belgische gemeenten afzakten naar het politiek hart van het land. Ook de gemeenten uit het arrondissement Maaseik lieten er zich niet onbetuigd.

Uit Achel, zo vermeldt Verhaegen (p. 330-331), waren er 26 moedigen naar de hoofdstad getrokken om mee te betogen, o.a. graaf G. Cornet de Peissant-de-Theux, Simons en onderwijzer Sak. Hun Brussels avontuur bekwam hen evenwel slecht: meester Sak werd afgeranseld en belandde onder de hoeven van een (rijkswachters)paard. "Gravement blessé" moest hij naar een verzorgingspost worden afgevoerd. De heren G. Simons, J. Croymans en H. Van Lishout liepen in het straatgewoel bovendien diverse kneuzingen op. In totaal leden zij voor 245 fr. schade.

Uit Hamont was een grote delegatie van 54 personen present, o.a. burgemeester en notaris Spaas, dr. Feyens en L. Keunen, voorzitter van de fanfare Sint-Cecilia die de delegatie in de betoging voorafging. Hun verging het al niet veel beter dan hun Achelse buren. De fanfarevlag werd herhaalde malen "geroofd", maar werd steeds weer "heroverd", mee dankzij "l'intervention énergique" van burgemeester en voorzitter. Tijdens de terugreis via Antwerpen werden de Hamontenaren bovendien door antiklerikalen "gemolesteerd" in de havenstad, zodanig dat ze pas op maandag thuiskwamen.

Het relaas van Verhaegen lijkt door zijn omvang en vele details uiterst nauwgezet en objectief. Toch gaat het om een subjectief verslag. De opsteller ervan had er namelijk alle belang bij om de betogers als onschuldige slachtoffers voor te stellen van het antiklerikale optreden van ordehandhavers en liberale amokmakers en knokploegen. Zijn ogenschijnlijk harde gegevens - gebracht met veel gevoel voor drama en pathetiek - dienen namelijk een politiek doel en moeten met een korreltje zout worden genomen. Met al die lichamelijke letsels van de betogers zal het wel niet zo'n vaart hebben gelopen. Ik kan het me evenmin voorstellen dat de deftige Achelse graaf en schoolmeester zwaar in de clinch gingen met tegenbetogers en de bereden gendarmerie. Bovendien is het niet uit te sluiten dat die van Hamont om andere redenen dan de "strijd om de ziel van het kind" een nachtje in Antwerpen bleven hangen....

Dr. Friedo Kwanten

 

Achels dorpsleven

Ast Kermis wierd!

Met de zomerzon kwam de kriebel in de lucht en in de harten van jong en oud: "Binnekort ist kermis"!.
Dagen op voorhand werd er gepoetst en geschrobd tot alle spinnen weg waren en de plavuizen roodglanzend.
De vensters werden gewassen en de muren "gewit".
Er werd bloem gehaald voor de mik en de vlaai; zelfs enkele "hamfels krinten". Want op tafel moest "krintemik" komen.
In sommige wijken werd een koe geslacht en uitverkocht. Want een slachter was er toen niet.
Het ooft voor de vlaai werd van de zolder gehaald: blikken dozen met reeksen gedroogde appelschijfkes en "bakkemuus", de gewaardeerde in de oven gebakken Trichterperen...

Ze waren hard en onooglijk bruin, maar werden mals in het water en... zwarte "spies" op de vlaai. En oude kip of een konijn mocht het feest ook opfleuren.
De "plats" voor het huis werd geschoefeld en nadien geharkt met de "rijk". Kinderen mochten niet door het "gerijkt" lopen.
De foorkramers kwamen opduiken met woonwagens, paarden en tenten. Men merkte duidelijk hun aankomst als hun kinderen met een emmerke langs de deuren trokken "om te schwooien". Moeder gaf eentje een schep gekookte aardappelen met een stukje worst, maar de knaap kapte zijn emmerke leeg achter de haag. Hij had vlaai verwacht...!

Op de vooravond werd er uitvoerig geluid met alle klokken en kraakten op de speelplaats van de school de "kanonnekes". In de poeërfabriek had men buskruit los gekregen: de ijzeren potjes werden ermee vol gestampt en dan maar knallen met een lang gloeiend ijzer.
Maar de echte kermis begon traditiegetrouw pas na de Hoogmis. Dan begonnen de schommels te zwaaien naast een daverend orgel en draaide de paardjesmolen, naast de kramen met "rababbels".
De boeren dronken bij "Bernaarts-voor-de-kerk" als inzet een grote "borrel". Voor de hoogmis kon er alleen een "drupke" af.
De familie kwam af met de zuiver geschuurde hoogkar. Met stoelen en dwarsplanken was er gezorgd voor veilige zitgelegenheid, maar als het paard aantrok, waren er toch luide gillen en geroep en gelach.
Als diner kwam er kippensoep op tafel, in de grote terrien van grootmoeder zaliger. Dan volgden aardappelen met worst en varkensribben en konijn en kip... hmmm
Er werd gesmuld dat men er van zuchtte... en er werd nog afgesloten met schotels rijstpap met kaneel en bruine suiker.
's Namiddags kon de drukte en het plezier in het dorp niet meer op. De pardeblees van de fanfare riepen de mensen naar het dorp, naar de kramen en de orgels met klankzeurige muziek. Het rook er naar smoutbollen.

Op een pleintje was het mastklimmen reeds bezig. Boven aan de mastboom hingen tussen papieren flodders de kleurige begerenswaardige pakjes, die men zomaar kon gaan plukken. Knapen wrongen en trekkebeenden zich omhoog, hijgend van de inspanning. Maar halfweg gleden ze terug naar beneden. "Volhouden!" riep iemand. En waarachtig, een pezige kerel geraakte boven en kwam met het grootste pak naar beneden gesuisd.

Daarnaast waren twee ploegen aan 't koordtrekken, dat het zand in het rond vloog, en wat verder stond een sabelslikker met rond zich een schare gapende vrouwen en boeren die er zelf zenuwachtig van werden.

Een man van het kermiscomité probeerde het zaklopen op gang te krijgen. Alleen kwajongens sprongen hun kans.

Ondertussen stond heel het jong volk te drummen rond een waarachtig dansende beer. Een soort zigeuner deed het beest op zijn achterpoten staan. Het beest keek met zijn domme ogen heen en weer, maar verroerde niet, zolang er geen geld op zijn tapijtje gesmeten werd...

De bijzondere attractie: de kruiwagenkoers voor vrouwen! Een kikker met de kruiwagen honderd meter ver transporteren! Het beestje bleef natuurlijk niet stil zitten, tenzij hij eens goed gepitst werd. De grootste hilariteit kwam er als de vrouwen hun echtgenoot moesten kruien...

Natuurlijk zorgden een paar herbergen voor muziek en een dansje. Op een verhoog van een paar tafels zat de speelman met zijn viool, zoals te zien op tableaus van Teniers!
Later kwam de trekzak of accordeon.

's Maandags werd er nog eens aangezet, maar 's dinsdags was de uitgangsdag voor de "huishouwens".

En op donderdag werd, met een laatste feestje, het feest afgesloten. Dan werden op het Dorpsplein plechtig de schinken of knoken begraven... Met een laatste pintje.

Begrijpelijk werden er kermissen bijgemaakt, zoals bij de plechtige bedevaart en processie van Sint-Antonius op 13 juni. Dan kwam zelfs een bedevaart uit Eindhoven met speciale trein, paarden en huifkarren....

De schutterij -er waren er in Achel zelfs ooit twee- bracht ook haar steentje bij.
Zij vierde jaarlijks het koningsschieten met de buks. Een vogel, dit wil zeggen een harde stronk of "poest" werd op een hoge staak bevestigd. Wie er het laatste stuk afschoot, was voor een jaar koning, mocht het koningszilver dragen en.... trakteren.
De dag werd vanzelfsprekend begonnen met een plechtige gildenmis in vol ornaat. De kapitein werd daarbij in stoet afgehaald. Dat ging niet zonder jenever. Men dronk hem met de "potlepel"... Met vastenavond kwam het "ganskappen" te berde, tot jolijt van heel het dorp. Geblinddoekte jonge mannen te paard probeerden met een sabel de kop van het dode beest te kappen, dat met de poten aan een dwars gespannen touw was opgehangen.
Men deed de gans vlijtig dansen aan haar touw, zodat heel wat sabelslagen in het ijle molenwiekten onder gegier, gelach en gegil.
Na het ganskappen kwam het haankappen. Dit voor de getrouwde mannen. Eveneens aan een dwarstouw werd een mand zonder bodem gehangen.
Hierin hing een dode haan met de kop even buiten de mand. De mannen moesten geblinddoekt post vatten op een slagkar, vanwaar zij met een sabel de kop van de haan moesten afslaan.
De kar werd getrokken door jongelui, die er treiterend mee heen en terug reden, zodat meer sabelslagen op de mand dan op de haan terecht kwamen... Bulderend jolijt en nadien borrels of kappers bier met suiker...
Ook hier speelde de jenever een rol.

De metsers hadden steevast hun uitgangsdag met borrel op de maandag; bij de soloslim werd een kruikje leeggemaakt. Als de buurt kwam helpen bij het varkens-slachten of het koe-kalven werden borrels geschonken; bij het richten van een huis, als de mei op het dak stond, werd er rijkelijk met borrels getrakteerd; waken bij een dode en hem afleggen en kisten ging niet zonder een kruikje; de facteur kreeg regelmatig borrels te verteren op zijn ronde, allerlei soorten en kleuren, als de "goeivrouw" met peter en meter de kleine in de kerk gedoopt hadden, vroeg de geplogenheid alle cafés aan te doen, op deze wijze is het wel ooit gebeurd dat de goeivrouw met de dopeling in een sloot terechtkwam. Een tweede doop!
Wellicht moest de borrel veel armoe doen vergeten(?).
De matigheidsbond die meester Sak oprichtte, had zeker zijn betekenis.

Zo zagen wij ons dorp bij bijzondere gelegenheden, maar ook op een gewone "werkendag" was er kleur en leven.
We kwamen er de "nutsen" (mallejan) tegen met zware boomstammen uit de wateringen en karren, zwaarbeladen met dennenstammen.
Aan de Lillerstatie werden ze verwerkt tot mijnhout.
De scheresliep trok met zijn bouwvallig wagentje langs de deuren. De vonken vlogen uit zijn draaiende steen. De man sprak alleen in getallen: "twee kwartjes, Drika!".
De pottenkruier uit Bree hielp gebroken potten vervangen door verse. De man vloekte als jongens een stok op het aarden pad legden. Op schokken was zijn waar niet berekend. In het voorjaar was er de plantenventer met zijn plantgoed en sonore roep: "Planntenn".... Ondertussen hing de kwinkelierde leeuwerik al boven de velden.
Er waren venters met zeisen. Het waren Pruussen zei men. Ook marskramers. Ze droegen op hunne rug of op hun borst een kistje met vele laatjes... waarin knopen, klosjes naaigaren, naalden en toespelden, linten enzovoort.
"Voddennol" haalde met zijn huifkar de lappen en vodden bijeen. Hij woog ze met de "punder" en ruilde de tinnen telloren schotels tegen moderne "porseleinen (?) telloren.
Bijzonder was de zandkar, voor de commercie van witte zand om de plavuizenvloer en de stoofpijp een net uitzicht te geven. Hij zong er waarachtig een deuntje bij: "Zand, zand, schone witte zand, voor vijftien cent de mand!!".
Sensationeel was de komst van een Duits gezelschap dat meerdere jaren in de vasten op het Michielsplein het Lijden van ons Heer opvoerde. Realistisch en pakkend; als de lans bij de kruisiging rooi verf deed stromen uit zijn borst. Vrouwen waren er van ontdaan. Soms bekeerd!?

 

Achels onderwijs in vroegere eeuwen

Het streven naar kennis en ervaring siert de mens. Het ( ons ) verleden kennen, doet ons het heden beter begrijpen en geeft enig inzicht op de toekomst.

klasfoto meisjes 1923klasfoto meisjes 1923Mogelijk herinneren zich velen nog uit onze oude leerboekjes, hoe circa 800 keizer Karel de Grote vanuit Aken, het onderwijs instelde en toevertrouwde aan kloosters,die als vrijwel enig uitgebreide organisatie, het lezen,het schrijven en het rekenen beheersten en het konden doorgeven.
Uitgebouwd met hun christelijke bekeringsgeest, groeide aldus in het grote Europa een christelijke cultuur. Meer dan duizend jaar bleef deze opdracht doorwerken.
Als een vorm van een groot schiereiland onderging Europa slechts aan zijn Oostgrens de wrijvingen met andere culturen. Onze dorpen toegevoegd aan de bezittingen van de St. Servaes-Abdij te Maastricht omstreeks het eerste millennium hebben hiervan zonder twijfel die uitstraling ondergaan.

Voelbaar wordt het voor ons op kwasie alle maatschappelijke terreinen.door de benoemde clerus, gevormd in Maastricht en Luik.
Met de stichting van kloostergemeenschappen was Achel erg begunstigd, door de bijzondere scholen van de Ermitage "De Kluis (1672) en het klooster "Catharinadal" (1432) naast de eenvoudige parochieschool.

1. DE PAROCHIESCHOOL

Dit sober onderkomen in de kerktuin, functioneerde vermoedelijk reeds in de 15de eeuw en bleef behouden tot 1847 wanneer het zijn eigen functie verloor en ca. 1857 werd gesloopt, bij de vergroting van het te klein geworden kerkhof. Volgens oude aanduidingen stond dit gebouw bij het vroegere toegangspoortje met 3 trapjes langs de oude Kloosterstraat. Een pover lokaaltje (Kadaster C 843 groot 60 m² ) met strooien dak, een schouwtje voor houtvuur, slecht verlicht, uiterst primitief bemeubeld, voor gemengd kinderonderricht, door de vroegmislezer (kapelaan ).
1899Meisjesonderwijs Achel 1899Eén meester voor 60 à 100 leerlingen, die beurtelings onderling elkander aanleerden.
Schoolplicht was er niet, schoolgeld werd bij elkaar "geronseld" en naar gelang de seizoenswerkzaamheden ( hoeden van koe, geit, schaap en oogsten op het veld ) liep de aanwezigheid van de kinderen terug tot een derde.
Oude "visitaties"schetsten enigszins hoe de dekanale visitator de treurige toestanden zelf aanvoelden. Vaak werd het voor parochie en dorpsbestuur een te zware last, ook voor enige bijdrage van armlastige gezinnen. Dat deze noodscholen toch vruchten droegen wordt duidelijk als wij vinden dat later in het volle leven, eigen dorpskinderen heel wat realiseerden. Ook lezen wij soms met bewondering hun schrift en handtekening, rekenkennis door teuten en hun knechten en rekeningsboekjes van boeren en vrachtvoerders.
Uit de generatieslange disputen van gemeente en beide kloosters distilleren wij de visie van eremieten en nonnetjes, die zich niet genoodzaakt achten bij te dragen in de schoolkosten, aanvoerend dat zij de kinderen van eigen werklieden reeds verzorgden in hun eigen scholen.
Namen van meerdere "meesters" zijn bekend gebleven. Wanneer de scholing tijdens de Franse overheersing praktisch wegzinkt, zien wij een moedige poging in 1805 van Maire de Leonaerdts, die met de pas benoemde nieuwe notaris Verachtert op 5 augustus 1805 in een zeer collectieve bijeenkomst van 141 Achelse gezinsvaders een nieuwe "vicaire-instituteur" trachtte aan te stellen en voor ieder schoolgaand kind een bijdrage liet toezeggen van 1,20 Frs in de kosten. Hijzelf en enkele andere burgers zouden zelf de bijdragen van hun werknemers dragen ( voor de Leonaerdts 20 kinderen).

De vrij lange akte ( 9 pagina's ) duidt bij name ieder huisvader aan en liet hen telkens tekenen, of vermeldde in het Frans niet te kunnen schrijven. Tachtig waren het er in dit laatste geval, terwijl 49 zeer moeizaam hun naam trachtten te vormen, terwijl een 12-tal zeer behoorlijk schreven. Op een bevolking van 696 inwoners werden de armlastigen niet vermeld. Een forfaitaire bijdrage, gedragen door de gemeente stond jaarlijks geboekt

Het bleef generatieslang voor jongens en meisjes uit het dorp de enige vorming, gezamenlijk met één meester, in lezen, schrijven, rekenen, godsdienst en naar blijkt ook ietsje Latijn en Frans.

2. DE DRIE SCHOLEN VAN DE EREMIETEN SINT JOSEPH

Deze bijzondere stichting van maximum 12 Eremieten-broeders legde zich toe op de spreiding van het onderwijs voor kinderen en opgroeiende jeugd tot einde 18de eeuw. Het is een lang wordingsproces in dit grensklooster, niet alleen van hun eigen religieuze leven, hun groeiende landbouw en ontginningswerken met enkele tientallen werknemers en (seizoens)werkneemsters, doch ook voor de zorg van meerdere bejaarden en zwakzinnigen.
Duidelijke aanwijzingen gaan over hun drie scholen :
- dagschool voor kinderen uit de omgeving (mits bijdrage van schoolgeld)
- buitenschool voor gevorderden uit de omgeving
- hun zg. kostschool voor inwoon

Archieven hiervan zijn schaars, maar toch krijgen wij een indruk van hun werking, organisatie en schoolpeil. In 1721 koopt de Kluis een klein turfveld in de buurt. Speciaal werd bedongen dat de kleinkinderen van de Leonaerdts (verkoper ) een vol jaar gratis mogen schoollopen in de dagschool. De bekende Saumery haalt gebouwen en schooltje aan in bijlagen van zijn schetsen. Uit Luik werd in 1718 bericht dat hun broeder Augustinus zijn studies in Luik heeft beëindigd.
In 1742 werd Henricus Baemen vermeld als schoolmeester op de Kluis en in 1770 hun "magister" H.Camps.
Wanneer de sluiting van het klooster in 1798 ook de teloorgang meebrengt van de verzorgingsinstellingen en de kinderscholen, blijken enkele leden persoonlijk nog scholing te hebben gegeven in de (kerk)gebouwen.
De resterende gebouwen dienden 50 jaar lang tot grensherberg, wasblekerij en boerderij. Een zekere inwoner Jan Deelen verleent kost en inwoon aan een schoolmeester op de Kluis. Een uitgedreven broeder wordt schoolmeester te Neerpelt en ook in Hamont
Bij de aankoop van de gebouwen in 1846 door de paters trappisten van Westmalle wordt uiteraard alles hervormd. Toch blijft er een religieuze opleiding gehandhaafd voor eigen priesters en broeders.
In eigen dorpsarchieven vinden wij sporen over 5 jongens, inwonend op de Kluis die in een tijdspanne van 5 jaar komen te overlijden, en in Achel worden begraven. De volkstelling van 1796 geeft aan als nog resterende Kluisbewoners: 12 broeders en 1 nieuweling, 11 pensionaires en 5 leerlingen met vermelding dat deze meestal voor een periode van 3, 6, of 12 maanden verbleven.
Toch is ook buiten de scholing, de invloed van de Kluis op de omgeving zeer belangrijk geweest, zowel door de eremieten als door de paters trappisten; door vakkennis aan werknemers en bezoekers.
Denken wij aan koorzang, orgel, kostervorming, boekdruk, metaalbewerking, wijnbouw, brouwerij, en bijzonder de landbouw door tastbare resultaten voor ontginning, kunstmest, rasdieren, plantgoed, fokkerijen. Iedere gemeenschap met dergelijke Abdij draagt een bijzonder stigma. Mogelijk is ook de term "kapetulie" ontstaan in de Latijnse lessen aan streekkinderen. "Capitularia" de bundel tussen twee houten plankjes van de Frankische wetten. Later een houten schrijfdoos met schoolgerei, in " toile cirée" leder en kunststof, rug en handzak.

3. SCHOOL CATHARINADAL

Reeds vroeger dan de Kluis-scholing blijkt de opleiding en scholing van de jonge meisjes in het Franciscanessenklooster Catharinadal gesticht in 1432. In het toen bescheiden dorp Achel, als bestuurscentrum toch slechts 6 à 700 inwoners tellend doorheen ca. 3 eeuwen, was dit in wijde omgeving het enige geborgen onderwijs voor meisjes uit beter en gegoede kringen.Buiten ca. 30 religieuzen, met nodige meiden en (buiten)beurse knechten, beoefenden zij het kloosterleven volgens de derde regel van St. Franciscus en later de erkende Franciscanessen. Het klooster was zoals gebruikelijk een vrij grote boerderij, aangevuld met vrouwelijke vaardigheden als spinnen, houden van kleinvee, inzet voor liefdadige werken,
wasbleek en lazarette.

Uit gegevens van bouw, rapporten, visitaties waren er zo'n 30 inwonende meisjes leerlingen. Ook hier berustten de kosten in een vorm van schoolgeld, legaten, schenkingen in grond en/of natura, erflatingen en benificies. Bij de volkstelling van 1796 ( Franse tijd ) worden nog 22 inwonende leerlingen met namen opgesomd, meestal 14 a 15 jaar oud, 28 religieuzen en diverse inwonende hulpen.
Dat in de loop der eeuwen het peil niet altijd even standvastig bleef, is menselijk. Zoals dit ook omstandig is bekend uit betwistingen en sancties in het analoge onderwijs "Agnetendal" te Peer. Behoorlijk frequent waren er betwistingen omtrent tienden, allerlei rechten en omslachtige processen met Luik, parochie en gemeente.

Na de confiscatie (verbeurtverklaring) van het klooster, goederen en gelden (o. a. leningen) vertrokken de zusters naar Oisterwijk ( Bataafs Brabants gebied ) of terug naar eigen familie. Wel worden door de latere eigenaars de Leonaerdts en Wauters, ter compensatie van de oude kloostergoederen een lijfrente erkend. Voor ieder oud-religieuze tot aan hun dood , daarna aan parochie en kerkfabriek (armen) en later door Mevr de Sallez (wed Wauters) globaal afgekocht na instemming van Luik, Rome, Provincie en gemeente.

De familie de Hubens en de Leonaerdts (hoge functionarissen in Luik) waren bijna een eeuw lang de aangrenzende buren. Zeker voelden ook zij zich gesteund door de verklaringen van de Prins-Bisschop F.C. Velbruck (1759-1772-1784) tijdens diens dynamische hervormingen: "Plan d'éducation pour la jeunesse de Pays de Liège ". Het volstond niet het aantal kloosters te vermeerderen. Er waren voldoende goede religieuzen maar onvoldoende gezins-moeders opgeleid en in staat hun deugden, ervaringen en kennis door te geven aan hun kinderen.

4. TOT SLOT

Na het sluiten van het 'voortgezet onderwijs' op Catharinadal en op de Kluis wordt het onderwijs in Achel niet meer hernomen onder Nederlands en Belgisch bestuur.
Wel stichtten de Paters Kruisheren vanaf 1935 tot 1975 in het kasteel Gheenebroek een eigen opleiding voor theologie en filosofie
Voor de overschakeling van onze lagere school volgens de schoolwet van 1842, de groei, de splitsing meisjes en jongens, de Vrije- en Staatsschool (1878-1884),de groei en de herinrichting, de huishoudschool,het jongenspatronaat, de bewaarschool, de zondagsschool en het voortgezet onderwijs in naburige gemeenten, verwijzen naar diverse verschenen publicaties.
Na een vacüum van meer dan honderd jaren, verrezen nieuwe grote stichtingen voor voortgezet onderwijs in Hamont, Neerpelt,Overpelt en Bocholt.
De wet op de schoolplicht in 1913 bracht alles in versnelling.
Zodoende was Achel een bescheiden culturele oase in onze Noorder-Kempen, die generaties lang voelbaar bleef en mede voor een voedingsbodem zorgde voor vroegtijdige zangkoren, harmoniën en dus niet vreemd was bij het opstarten en jarenlange steun aan het NIKO (Noord-Limburgs Instituut Kunst Onderwijs).

Frans Stammen

 

Achelse kadasternamen

kadaster« Het Eind » is toen men nog van een dorp mocht spreken, altijd een van de grootste gehuchten van Achel geweest.
In 1856 was het wat het aantal woningen betreft, zelfs het grootste gehucht, zoals de telling van dat jaar bewijst. In 1836 waren er 17 huizen en 76 bewoners. Slechts zes waren er stemgerechtigd. Geheel Achel hadtoen 36 kiezers, allemaal mannen. Het betalen van bepaalde belastingen gaf stemrecht. In 1846 was het al wat meer : 18 huizen en 77 bewoners. Tien jaren later tellen we 28 huizen waarmee « Het Dorp »(26), « De Bergien »(23) en « De Ronriet »(18) vooraf ging.
Er waren toen in Achel 153 woningen.