header

 

Sprokkels

Thomas Watson

Thomas Watson foto grevenbroekmuseumEen begaafde beeldhouwer met een Engelse naam, die een echte Achelaar werd, een echte Achelse figuur!
Hij was ooit voorzitter van de Fanfare Kempenbloei en kassier van de Achelse Pensioenkas.
Geboren werd hij te Gent in 1865, uit een Engelse vader en een Vlaamse moeder. De Engelsman was als vakkundige vanuit het industriële Engeland naar onze textielnijverheid gehaald.
Ze hadden een kroostrijk gezin, maar stierven beiden erg jong, zodat Thomas als wees alleen in de wereld stond. Hij werd door Antwerpse paters opgenomen.
In de Scheldestad werd hij helper en leider van de "Patronage" de jeugdzorg van die dagen.
Uiteindelijk mocht hij de beeldhouwerij-stiel leren en werkte geruime tijd in het atelier Peeters. Hij stond midden de toen opkomende Neogotiek, waar hij gans zijn leven trouw aan bleef.

Tocht van Meersel-Dreef naar Achel in 1846

Tocht van Meersel-Dreef naar Achel in 1846

In 1838 deed de abdij van Westmalle een tweede stichting in het oude Capucijnenklooster te Meersel-Dreef. De omstandigheden waren daar echter niet gunstig voor een verdere uitbreiding van het klooster. Daarom werd uitgezien naar een geschikter plaats. En dat zou in Achel kunnen zijn, war een klooster, eertijds bewoond door de Eremieten, en bijhorende gronden te koop zouden zijn. De eigendom was van Barones Tuyll van Serooskerken uit Heeze (NL).
De Abt van Westmalle en de Prior van het klooster Meersel-Dreef gingen in oktober 1844 op verkenning te Achel. Ze kwamen terug met een gunstig rapport. De aankoop werd voorbereid.

Na lange onderhandelingen werd de officiële aankoop gedaan van Barones Tuyll van Serooskerken van de oude hermitage te Achel en 25 hectaren gronden onder Leende of in totaal 96 hectaren, volgens de akte van 9 april 1845, voor de prijs van 20.250 Nederlandse gulden.
Eens in bezit hiervan oordeelde men de bestaande gebouwen onmiddellijk dienstig te maken voor religieuzen. Men wilde zo spoedig mogelijk verhuizen van Meersel naar Achel.

Van de man die in het graf viel...

Je hebt van die anekdotes die door hun originaliteit eigenlijk een beetje gaan horen bij de kleine geschiedenis van een dorp.
Deze gebeurde op 14 januari 1951 bij de begrafenis van voormalig burgemeester Jacobus Schuurmans (+ Achel 1881) , « Kupke Schuurmans ».
Een toenmalig cursief-schrijver , « Steenbok » beschreef het gebeuren als volgt in de krant :

« Een begrafenis is vanzelfsprekend geen gezellige bijeenkomst, zolang ze duurt. Wat daarna dan soms gebeurt, had de begrafenis als aanleiding, niet als reden.
De hoofdpersoon bij de begrafenis is de persoon die begraven wordt. Hij is de afwezige van wie enkel maar goed wordt gezegd. Want alhoewel het een schoon ding is op zichzelf, dat er van u enkel maar goed wordt gezegd, zou niemand in zijn plaats willen zijn en houdt ieder zich wat op de achtergrond.

Van Teutenknecht tot herberguitbater

VAN TEUTENKNECHT TOT HERBERGUITBATER

Bert Scheepers werd geboren in Achel op 14 november 1875 . Hij was de zoon van Joannes Scheepers en Francisca Wilhelmina Van Duynhoven en kreeg de namen Johannes Hubertus mee.
In het Laatste Nieuws van 24 november 1962 verscheen volgende interview.

Vette jaren

Het is in de jaren 1895-1897 dat Jan Hubert Scheepers, in de volksmond beter bekend als 'Bert', zijn beste jaren heeft gekend.
« Het zijn jaren geweest zonder kommer en zorg, » vertelt de 87-jarige Kempenaar , die eertijds als 'Teutenknecht' langs stad en dorp trok om zijn koopwaar aan de man te brengen. In de week voelt hij de last der jaren, maar 's zondags bindt hij met de jeugd de strijd aan op het groene laken bij de Achelse biljartclub. Bert is een opgewekte kerel die ondanks zijn hoge leeftijd nog steeds vrolijk gezeldschap opzoekt. Het is een eigenschap die hem eertijds bij de ' Teuten ' en het volk op de buiten zo geliefd maakte.

Verstudde ge Achels ?

'n Vliegende krei vengt mier as 'n zittende. Lomp zien als ' hin zonder kop.
Dieë makt altied van 'n scheet nen donderslag. Gé hoeft nen andere zien ertte niet te polen.
Dao kreit ginnen haon no. Hij is den duuvel te plat. Hij viel van ziene klot.
Det spult echt in zien kaorten. Van werreken git het beiste peird kapot.
Hij zaat er liek ne prins in een erpelkoel. As ne boer 'n hin slacht dan is de boer of de hin ziek.
Ge moet det nie aon 't klokkeziejl hangen. Det is mich eiven zaolig.

WO1 - Een Achelse familie in het verzet.

coxwoningWoning familie Cox-PetitjeanIn een boerderij op het gehucht de Rodenrijt verbleef het uit Zoutleeuw afkomstige gezin van Pieter-Antoon Cox en Maria-Elisabeth Petitjean. Samen droegen ze de zorg over 5 zonen, 5 dochters en een boerderij. De elektrische dodendraad die de grens tussen het vrije Nederland en het bezette Achel scheidde lag slechts op een boogscheut van hun woning verwijderd.

Of het de aantrekkingskracht voor het gevaar, vaderlandsliefde, sociale beweegreden of geldgewin was die de ganse familie ertoe aanzette om vreemde soms gezochte, mensen of belangrijke documenten naar de andere kant van de draad te sluizen werd nooit achterhaald.

Om mogelijks hun eigen familie niet in gevaar te brengen maakten ze zelf geen gebruik van de aangeboden vrijheid.coxeugeneCox EugèneHun ongehuwde zoon Eugène Cox (°1890) was erg actief op dit terrein. Hij was een zogenaamde "passeur" bij de plaatselijke spionagedienst “Cereal Company” die op verzoek van het geheim verzet of het Britse leger mensen naar de andere kant van de draad smokkelde. De Duitse bezetter kreeg lucht van deze praktijken en schaduwde de familie al geruime tijd. Op 26 september 1917 werden de aanwezige leden van de familie Cox in de boeien geslagen. Eugène niet want hij werd getipt over een mogelijke Duitse actie en verstopte zich al drie dagen lang in de buurt van de woning van zijn broer Jules aan de Oude Hoeve in Achel. 

Daags na de arrestatie van zijn familieleden deed hij een poging om de grens te passeren maar werd in de nacht van 27 september door de Duitsers gevangengenomen, gefouilleerd en nabij de dodendraad gefusilleerd om de indruk te wekken dat hij door contact met de draad werd gedood. Naar verluidt zou hij in het bezit zijn geweest van vele bezwarende documenten. Een broeder van de Achelse kluis maakte een foto van het lijk en bewaarde deze tot aan de tweede wereldoorlog!

Welk was het lot van de overige gezinsleden?

coxeugenevermoordCox Eugène neergekogeld aan de Doodendraad

  • Vader Pieter-Antoon Cox kreeg 8 jaren dwangarbeid en overleed kort na de oorlog ten gevolge van de geleden ontbering tijdens zijn internering.
  • Moeder Maria-Elisabeth werd ongemoeid gelaten.
  • Jozef (*1880) kreeg voor zijn aandeel in de spionageactiviteiten de doodstraf en werd opgesloten te Vilvoorde waar hij elke dag uitstel van executie kreeg. Uiteindelijk werd de doodstraf in levenslang omgezet dankzij de tussenkomst van Achelse Kluis en de toenmalige Paus.
  • Jean (*1882) verbleef destijds te Brussel en werd niets ten laste gelegd. Zijn echtgenote Maria Loos werd wel aangehouden op 10 oktober 1917 en veroordeeld tot 3 jaren dwangarbeid.
  • Jules (*1884) was gehuwd met Hendrika Follon en werd als soldaat krijgsgevangen gemaakt aan het front.
  • Emiel (*1886) werd tot het einde van de oorlog in Duitsland geïnterneerd.
  • Hélène (*1888) en Marie (*1896) konden ontsnappen en zochten hun onderkomen te Valkenswaard. Zij werden door hun werkgever van een schoenenfabriek verwittigd om niet naar Achel terug te keren.
  • Céline (*1893) werd veroordeeld tot de doodstraf, later omgezet in 15 jaar dwangarbeid door tussenkomst van de Achelse Kluis en de Paus.
  • Mathilde (*1899) was de jongste en mocht bij haar moeder blijven.
  • Nathalie stierf op 24-jarige leeftijd na een ziekte.

 coxbriefGenade voor Céline Cox

 

Zo goed als machteloos tegen brand.....

ZO GOED ALS MACHTELOOS TEGEN BRAND.....

Vanaf ca. 1650 verschijnen in onze regio, de eerste half of geheel stenen burgerwoningen.
Wel bestonden er reeds kerken, kapellen, vestigingswerken, slot of kasteel en kloosters uit keien of baksteen gebouwd.
Uiteraard was de duurzaamheid zwak, en brand- en stormgevaar erg hoog, voor woningen en stallen uit hout en leemconstructies. Reden waarom regelmatig vernieuwde strengere maatregelen werden getroffen door de bezorgde burgervaders, o.a. wat betreft de « taptoe » (het vuurdoven van open haarden ) , kaarsen, lantaarngebruik op stal, nachtwacht, beperkte openbare straatlantaarns, gebruik van de brandklok (speciaal luidthema op de tiendeklok), gebruik van bakovens (vaak gemeenschappelijk) enz.
Was het voorkomen een eerste zorg, de bestrijding van branden was een vaak onmogelijke gemeenschappelijke poging tot redding van mens, dier, oogst en bezit. Meestal ging het gepaard met rituelen, zoals zegening met wijwater, aanroepingen, beloften, (litanie)gebeden en dergelijke, in Achel nog in gebruik in de jaren '30 . De machteloosheid tegen bliksem en brand was schrijnend.

“De Welvaart” Eens heel anders bekeken

Op de 17 Klein formaatplaats waar nu een mooicomplex gebouwd is, stond voor,enkele jaren " De Welvaart".
In de jaren 50,60 was "De Welvaart" een begrip bij de werkende bevolking. Het was een onderdeel van een zuil die diepchristelijk geïnspireerd was.
De geranten ( zoals Jaak van de Welvaart) van een Welvaartswinkel werden beschouwd als mensendie " de goede zaak" genegen waren.
Friedo, Pierre, Hélène, Gerarda en Angèle waren de vijf telgen van Catho van Jaak van de Welvaart.
Sommigen noemden de Welvaart ook wel de "de Coöperatief", maar meestal waren de bovenvermelde kinderen " die van de Welvaart".
Als kind leefde men in een Welvaartwinkel toch iets anders. Heel het huiselijk leven stond van in de morgenuren ( na de 1e mis) tot 's avonds laat in het teken van de winkel.
Onze voordeur stond opzij en de winkeldeur stond van voor. Godzijdank ging de ene deur veel meer open dan de andere. Rolluiken waarvan de linten een kort bestaan hadden hadden wij ook al.
De winkeldeur had een klink, maar ook een blinkende baar, waarmee men ook de deur kon openduwen. Van het glas zag men niet veel: sporadische reclame bleef zeer lang op dezelfde plaats hangen.