header

 

Oude devoties

kapel olv in de nood Achelkapel OLV in de nood AchelAllen kennen we de bijzondere versieringen bij het uittrekken van de processies. Vroeger waren er twee : de Sint-Antoniusprocessie op 13 juni (later de zondag daarop) en de O.L.Vrouweprocessie op 15 augustus die vanaf de dorpskerk naar het O.L.Vrouwekapelletje doorheen de oude Kloosterstraat en de Kapelstraat trok naar de kapel van O.L.Vrouw in de Nood.
Deze kapel steunde steeds op eeen brede volksdevotie, bijzonder in de mei en oktobermaand. Generatieslang werd zebezocht en versierd : bijzonder op 1 mei wanneer een grote meiboom werd geplaatst (een jonge den waarvan de stam geschild was, de kruin versierd met blauw-witte wimpels, de voet omkranst met een rond zand-bloemtapijtje en met hoog ,kort tegen de kruin een lauwerkrans in wit-blauw)
De religieuse –folkloristische traditie van dergelijke meibomen , meestal op het dorpsplein geplaatst, is zeer oud. Hoe deze bij ons werd verbonden met de devotie van O.L.Vrouw In de Nood, is niet duidelijk achterhaalbaar.


Het gezin van de rentmeester, het ACW, de buurt en de wijk de Hoek hebben deze tradidie tot op heden trouw in ere gehouden. Rooske Hendrikx en Mina Winters zorgden hierbij jaren lang voor een versierde meiboom die in de jaren 70 en 80 in stoet door schoolkinderen vanaf Jan Boonen naar de kapel werd gedragen. Ook de verzorging van de kapel was hen jarenlang toevertrouwd. Al jaren verzamelen de mensen van Hoek en Bergien bij Leo Schuurmans om dan biddend naar de kapel te trekken op maandagavond langs de Eilandjes, in de maand mei.


De bekende kapel is gebouwd in 1838, in een ietwat eenvoudiger uitvoering, op het kruispunt van de weg naar hamont en de Militaire Dijk, daar juist waar de braakliggende heide begon (later omgewerkt tot watering) ter ere van een momenteel niet te acbhterhalen intentie van kasteelvrouwe Wouters-de Sallez, bleef ze tot voor kort het bezit van de adellijke families. Het beheer (offerblok,onderhoud) vielen niet ten last vande parochiekerk. Dienstdoende als rustaltaar, doel van ontelbare novenen en bedevaarten, trof steeds het traditiegebruik van bezoekers (vooral van jonge meisjes) om aan het traliewerk, kleurige lintjes te binden (meestal wit-blauw) mogelijk als een stille getuigenis van een bijzondere intentie.

De zandtpijten op de processieroute was een andere traditie. De wegen van toen waren meestal zandwegen. Ze weden vooraf wat gefatsoeneerd van karsporen enzo, en kregen door buurtzorg een feestelijk aanzicht: bloemrekken, staanders, denneboompjes, spandoeken enz. De twee rustaltaren nl. Catharinadal en Bergeind in het bijzonder. Op het eerste zien wij nu og de oude ornamenten: de twee grote zilveren flambouwen van de vroegere St-Rochus-Gilde
(A° 1794).
Op meerdere plaatsen onderweg was de zanderige bodem versierd metmooie zandtapijten, voorstellend Het H.Sacrament, Geloof, Hoop en Liefde. Ze leken ietwat op glas-in-lood ramen : stroken groene graszoden, opgevuld met een dikke laag geel zand waarop dan in kleurzand (mensel van kleurpoeder) de moieven waren uitgebeeld : wit, geel, rood, groen, Alleen de celebrand mocht er doorheen schrijden. De afdrukken werden na de doortocht zo lang mogelijk bewaard ...(auto's kwamen daar niet langs)

Vooraf het baldekijn bestrooide buurvrouwen en terkkende 'bruidjes' de processieweg met kleurrijk strooisel: een mengeling van palm en varens en versnedenlissen, bloemblaadjes,papier en zilversnippers op school en in de buurten verzameld of geknipt.
Het had allemaal zijn zin en betekenis : door de doortocht van het allerheiligste werd dits strooisel als het ware gezegend.
In 1922 verhaalde priester O. Robijns, uit een naburig dorp, dat na de doortocht de gelovigen dit strooisel deels verzamelden en devoot gebruikten als onderlaag bij het inschuren van de oogst, mengen tussen het zaaigraan, strooien op het openhaardvuur bij zwaar onweer. Vermeld wordt tevens dat het gemengd werd in het veevoeder tegen ziekten, verbrand tot assen gebruikt bij het trekken van heilzame kruidendrank.

Frans Stammen